VAN ALLES WAT. Een voorstel met betrekking' tot de aanstaande eenvoudige witte jas voer officieren. Naar verluidt, zal het den oificieren weldra vergund worden om behalve de eenvoudige donkere jas ook een dito witte jas te dragen, en, indien het juist is wat men daaromtrent verneemt, zal deze jas van het model zijn der civiele gesloten jas en zullen 5 uniform- knoopen en de rangdistinctieven de eenige versierselen vanditklee- dingstuk uitmaken Economie en praktijk hebben hier, waar het een eenvoudige jas geldt, blijkbaar om den voorrang gestreden, hetgeen wel het meest daaruit blijkt, dat men zelfs getracht heeft de rangdistinctieven op zoodanige wijze aan te brengen, dat eene eenvoudige verwisseling van kraag- en unitormknoopen voldoende zou zijn om het geheel in een civiel toetoep-jasje te veranderen. Een en ander schijnt echter en zeer gelukkig naar wij vermeenen met onoverkome lijke bezwaren te zijn gepaard gegaan; en het voornemen bestaat thans om de rangdistinctieven aan te brengen op een paar schou derbedekkingen als bij de Koninklijke Nederl. Marine in gebruik. Eenvoud, zelfs strenge eenvoud is loffelijk, doch men blijft niet temin in zijne kleeding ten allen tijde gaarne eenigen smaak en net heid bewaren, en zulks te meer als zij als militair ambtsgewaad gedragen en door een ieder erkend zal worden. Daar te veel een voud echter even zeker tot smakeloosheid leidt als te veel opschik, vreesden wij aanvankelijk, dat dit eenvoudige, door Jan en alleman in Indië gedragen jasje als facultatief militair kleedingstuk bij de officieren weinig ingang zou vinden. Een groote verbetering moeten daarom de blijkbaar slechts noode aangenomen schouderbedekkingen genoemd worden, welke het onele. gante jasje ten minste eenigermate een militair cachet zullen geven. Het zijn juist deze schouderbedekkingen en het voornemen daarop 1) Daar lange personen met 5 kioopen geen voldoende sluiting verkrijgen, zou het oestaan van ten minste 6 knoopen aanbeveling verdienen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 172