157 comdt. kennis aan den commandant van het geheel. Hierdoor, in verband met de inmiddels binnengekomen berichten van de Cava lerie, krijgt de opperbevelhebber de overtuiging, dat een stooten op den vijand spoedig volgen moet. Daarom volgt nu het bevel om de Art. te laten oprukken. Dit oprukken is door den Art. commandant reeds voorbereid. Bijzondere verkennings-officieren bebben de in aanmerking komende stellingen en de opmarschwegen daarheen verkend. De Art.-commandant en met hem de com mandant van de bij de voorhoede ingedeelde afdeeling galoppeeren daarheen, terwijl de adjudant terug rent om deze afdeeling te balen. Den hem te gemoet rijdenden batterij-comdten. wijst hij de stelling. Een kort bevel aan den oudsten officier. Een stoot op de fluit, herhaald omhoog steken van den arm als teeken voor het aandraven en de afdeeling ratelt voorbij de Infanterie den vijand te gemoet. Ter plaatse, waar van den weg moet worden afgebogen, staat een ordonnans; hij wijst den weg en brengt tevens het bevel tot aangaloppeeren over, want nu is snelheid nood zakelijk. De afdeeling moet vóór den vijand in stelling zijn om deze bij het in stelling komen de wet te kunneu stellen. Weer een stoot op de fluitweer een teeken met den armen verder gaat het in snellen galop, zoodat de paarden nauwelijks den grond aan raken. Steeds gedekt gaan de stukken voorwaarts om den vijand niets van den opmarsch en de gekozen stelling te verraden. Met hetzelfde oogmerk woidt kort voor het afleggen, in draf over gegaan en door een flankmarsch in colonne met eenen in stelling gekomen. Zoodoende vertoont zich geen enkel stuk boven de hoogte en doet daardoor het nut van de meest voorzichtige verkenning te niet. De kannoniers springen naar beneden, leggen af en brengen de stukken tot achter den rand. De voorwagens en handpaarden gaan onder aanvoering van den onderofficier naar de dekking terug. Van den vijand is nog niets te zien, daarom is de bewakings stelling bevolen. De stukken staan zoover terug, dat zij geheel te gen waarneming gedekt zijn Ook de bediening is voor den in front aankomenden vijand onzichtbaar. Slechts enkele waarnemers liggen op den hoogterand en kijken scherp uit. In het terrein achter de batterijen zijn de eindposten geplaatst, welke door sig naalvlaggen de verbinding met den staf van de afdeeling en de munitiewagens onderhouden. Zoo juist zijn aan de batterijen be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 177