161 - 's-Gravenhage, 12/12 '07. Aan de Tweede Kamer der Stateu-Generaal. Geven met verschnldigden eerbied te kennen, Het Bestuur der Yeree- niging „Oost en West" enz. enz. dat, by de behandeling van het Westontwerp „Wijziging van Art. 21 der Burgerlijke Pensioenwet", in de Memorie van Antwoord van den Minister van Financiën de volgende zinsneden voorkomen ter motivee ring van het behoud van het beginsel der korting op pensioenen„Het stelsel van korting acht hij (de Minister) in beginsel juist. Pensioen wordt verleend wanneer ouderdom of gebreken voor den ambtenaar een beletsel zijn om zijn ambt naar eisch te blijven vervullen maar dan is het ook ratio neel dat, bijaldien een gepensionneerde later toch nog in staat blijkt te zijn eene bezoldigde Staatsbetrekking te bekleeden, zijn pensioen zoolang hij die tweede functie waarneemt, al naar gelaug hij iu dat ambt hooger of lager wordt gesalarieerd, in zijn geheel of voor een deel wordt ingehouden, dat requestranten meenen de juistheid van die stelling in hare alge meenheid beslist te mogen ontkennen; dat toch tal van ambtenaren in Indië, op wie door art. 25 ook de kor ting, in art. 2d voorgeschreven, toepasselijk is, in de volle kracht van hun leven pensionneerd worden; dat, al ware de opvatting van den Minister juist, ook dan nog die kor ting alleen gerechtvaardigd wezen zou, indien het pensioen ware toege kend, gelijk dit bij particulieren wel geschiedt, als een geschenk van den werkgever, dus zonder dat daarop bij indiensttreding gerekend is en zonder dat er, gelijk in den Staatsdienst, een bijdrage voor gevorderd is dat zij vermeenen, dat noch ergens in de wet noch in eenig dienstver band, de opvatting van den Minister steun vindt dat, naar hunne bescheidene meening, het pensioen niet anders te be schouwen is dan als een deel van de belooning voor den arbeid, als een uitgesteld traktement [met uitzondering misschien van pensioenen, verleend volgens art. 36 van de Nederlandsche Burgerlijke Pensioenwet]. redenen, waarom zij Uwe Kamer eerbiediglijk verzoeken, het aan hangige wetsontwerp niet aan te nemen en Z. Exe. den Minister van Finantiën uit te noodigen, een nieuw ontwerp van wet in te dienen waarbij behoudens misschien eene enkele uitzondering, alle korting op pensioenen komt te vervallen. Hetwelk doende enz. (volgen onderteekeningen)..

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 181