168 In verdacht terrein nemen de manschappen het geweer in de handen, gereed om op een wenk van den patrouille-commandant de haanpal om te leggen. "Wanneer slechts eenigszins mogelijk moet 's nachts en zoo ongemerkt mogelijk worden afgemarcheerd. Kan vóór het aanbreken van den dag het doel niet worden bereikt, dan tracht men zich ergens in bedekt terrein tot den volgenden nacht op te houden, om dan den marsch voort te zetten. Een en ander neemt echter niet weg, dat dikwijls op het midden van den dag of op ieder ander tijdstip een verrassend optreden mogelijk is. Het beleid van den aanvoerder geeft in deze gewoonlijk den doorslag. 11. Het spreken op patrouille is zoowel over dag als 's nachts streng verboden. Alleen op den grooten weg kan het bij uitzondering worden toegestaan. Aanwijzingen geschieden zooveel mogelijk door wenken en teekens. Het rooken kan over dag gewoonlijk toegestaan worden, des nachts nooit. 12. Rivieren en hindernissen worden niet overgetrokken, voordat de patrouille is opgesloten; evenzoo wordt eerst weder doorgemarcheerd als de geheele patrouille over is. Is bij het overtrekken van hindernissen het gebruik van beide handen noodig, dan moet het geweer met den riem om den hals of in bandou- lière worden gehangen. Tegen het verloren gaan van geweren bij het overtrekken van rivieren dient streng gewaakt te worden. Het bestijgen van den overgelegen rivieroever geschiedt met het geweer in de hand en zoo mogelijk door den troep in front. Rusten. 13. Bij voorkeur wordt gerust bij bewoonde buurten. Het rusten ge schiedt op de plaats waar ieder staat bij het halt houden, of in een kring, naar buiten front makende. Ieder houdt het geweer in de hand. Aanbeveling verdient het te rusten in hinderlaaggeschiedt dit in bedekt terrein, dan is het zaak op korten afstand eenige dubbelposten uit te zetten. Bejegening van hoofden en bevolking. 14. Officieren en kader zullen streng waken tegen ruwe en onaan gename bejegening van hoofden en bevolking en het hun aandoen van onnoodigen overlast. Daar waar noodig trede men krachtig en onver zettelijk op, maar men wake er voor, daar waar onze bestuursinvloed zich reeds doet gelden, van de rustig in de kampongs verblijf houdende bevolking door vreesaanjaging, door ruwheid, door mishandeling of dcor vernedering dingen te eischen, die hen onnoodig grieven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 188