189
Nu is het zeker waar, dat in den tegenwoordigen tijd, nu de Haagsche
inrichting van hooger militair onderwijs elk jaar eenige voor den staf
geschikte heeren aflevert en de formatie van dien staf binnen enge grenzen
beperkt blijft, de keuze wel zóó groot is, dat men den eisch kan stellen
dat elk oud leerling eerst in den troep zijn practische bekwaamheid moet
gaan bewijzen, maar toch ook nu, in tijden van overvloed van weten
schappelijk onderlegde officieren, kunnen zich elk oogenblik omstandig
heden voordoen, die het streng doorvoeren van den regel öf onmogelijk
of zeker minder wenschelijk maken.
De schrijver wil nog voor een oogenblik aannemen dat het mogelijk
zal zijn om alleen die kapiteins bij den generalen staf of in een speciale
betrekking over te plaatsen, die een tijdlang in den troep gediend heb
ben en in dien korten soms ter wille van dienstbelangen zelfs zeer ver
korten diensttijd geschiktheid voor den hoogeren rang getoond hebben.
Hij betwijfelt echter ten zeerste of dat wel altijd, dan wel in de meeste
gevallen, zal toegepast kunnen worden op hoofdofficieren.
Immers, zoo vervolgt de oud-Hoofdofficier de majoor blijft zóó kort
in dien rang en zal, als hij eerst zijn bekwaamheid als bataljonscom
mandant moet aan den dag leggen, zoo uitermate kort als majoor bij
den staf kunnen geplaatst worden, dat het de moeite niet waard is hem
daarbij in te deelen, vooral, omdat, volgens het voorschrift, hij onmid
dellijk na zijn promotie tot luitenant-kolonel, weer zal moeten worden
weggezonden om voor kolonel gunstig beoordeeld te kunnen worden.
Op die wijze wordt het maar beter, den rang van majoor bij den ge
neralen staf af te schaffen en daarbij alleen in te deelen kapiteins geschikt
voor majoor en oversten bolleboozen voor den rang van kolonel.
Nadat de schrijver heeft betoogd, dat de ondervinding gedurende
lange jaren heeft geleerd, dat voor de betrekking van kapitein van den
generalen staf altijd wel de noodige stof voorhanden blijkt, maar dat
de oogst van hoofdofficieren maar al te dikwijls erg schraal is en niet
toestaat om door bindende bepalingen de toch al kleine keuze nog te
beperken en te bemoeilijken, spreekt hij als zijne opinie uit, dat het
verstandiger zou zijn om géén voorschriften uit te vaardigen, waaivan
men te eeniger tijd zelf de slaaf wordt, dan wel in de noodzakelijkheid
komt ze te overtreden, en eindigt daarna met den raad, zich maar beter
stil voor te nemen het goede beginsel zooveel mogelijk toe te passen,
maar zich de vrijheid voor te behouden om er, wanneer de belangen van
den dienst het geraden maken, kalm van af te wijken.
De g ener aal-majoorsrang lij de militaire administratie.
De Locomotief van 2 Januari jl. neemt uit de N. Eott. Ct. een stuk