193 „gezegende omstandigheden" verkeeren, vindt hij het bedenkelijk, dat vooral wanneer wij eens een ondesknndigen landvoogd zouden krijgen alle toezicht op de doelmatigheid der voorstellen ontbreekt. Hij eindigt zijn betoog met de verzuchting dat, wanneer alle bedillerij, betweterij, en berijding van stokpaardjes achterwege blijven, de in het leven te roepen defensieraad althans eenigermate zou verkrijgen, dat een verdedigingstelsel van N. I. niet langer vertolkte de meening van één door niets en niemand gecontroleerden landsdienaar, doch dat de voor stellen met een gerust geweten door minister van koloniën en volks vertegenwoordiging zouden kunnen worden aanvaard als het beste aan passende aan ons eilandenrijk en aan het financieel draagvermogen van de natie. Als we ons niet vergissen, is er onder het ministerie Kuyper sprake geweest van een Raad van Verdediging. Doch hoe het ook zij, in het aangegeven denkbeeld schuilt veel goeds, mits het goed en ruim wordt uitgewerkt. In de eerste plaats moet onderscheid worden gemaakt tusschen de Rijksverdediging en de landsverdediging- Beider belangen moeten worden opgedragen aan Raden, vaste daar voor aangewezen lichamen, liefst niet uitsluitend samengesteld uit gepensionneerden, die „pro Deo" werken maar voornamelijk uit officieren in werkelijken dienst, die niet tegen een beetje werk opzien. Want het zal er druk loopen, als er alles wordt onder gebracht, wat alzoo tot dat gebied behoort. In den Rijksraad voor de Verdediging nemen zitting de Nederland- sche landmacht, die van de Oost-Indische en die van de West- Indische Koloniën en de Zeemacht. Hij zorgt voor de algemeene plannen en wat daaraan annex is. Voor het moederland en elk der koloniale gebieden komt dan een eigen Raad voor landsverdediging. Zooals de Raad van Indië een adviseerend lichaam is voor de algemeene bestuurszaken, zoo krijgt de Raad van landsverdediging dergelijke plichten en bevoegdheden voor de landsverdediging, met dit onderscheid, dat de plannen er ook worden ontworpen en uitgewerkt. Alle wapens en dienstvakken van de landmacht, de hier aanwezige zeemacht en verder alles, wat in oorlogstijd moet medewerken tot handhaving van ons bezit, moet hierin vertegenwoordiging vinden Want het hoofddoel moet zijninnige samenwerking tot het ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 213