208
leger zelf en derhalve ressorteeren onder het D. v. O. Eerst wan
neer eene zoodanige waardeering van die korpsen zal zijn ver
kregen en officieren, kader en minderen op dezelfde wijze als
de Infanterie zullen worden betaald, gekleed en geoefend, is het
te verwachten, dat de Regeering de opvoeding van het korps
officieren ter hand zal nemen en hen in de gelegenheid zal stel
len eene opleiding te ontvangen gelijk aan die der Inlandsche
officieren van het Wapen der Infanterie.
Er is echter meer.
Als eerste eisch voor de toelating tot den cursus is gesteld,
dat de Inl. candidaat van aanzienlijke afkomst moet zijn; de
appreciatie van die afkomst is overgelaten aan 'de beoordeeling
van het bestuurshoofd van het gewest, waaruit de candidaat
afkomstig is.
Voor de benoeming van den 2de luitenant bij een der korpsen
barisan is de eisch van adellijke afkomst niet gesteld en al wil
ik gaarne aannemen, dat verreweg de meeste barisanofficieren
tot de adellijken van Madoera behooren, de Regeering is blijk
baar bij de samenstelling van het G-.B. van 4 April 1891 van
oordeel geweest, dat aanzienlijke afkomst niet absoluut noodig
was om tot officier te worden benoemd. Door eene opleiding
aan den cursus zou men dus in de toekomst persé alle niet
adellijken van den officiersrang uitsluiten.
Of dit een overwegend bezwaar zal zijn voor de werving kan
ik niet beoordeelen, maar het vermoeden rijst toch, dat de ge
goede Madoerees zijn zoon niet in dienst zal laten treden, indien
hij zeker weet, dat de officiersrang voor dezen onbereikbaar
zal zijn.
Eene andere vraag is het of het niet in het belang eener
goede discipline bij het korps zou wezen, indien, met uitsluiting
van alle anderen, slechts adellijken den officiersrang kunnen
bereiken. Vermoedelijk is zulks wel het geval; evenals bij de
•Javanen, zal ook wel bij de stamverwante Madoereezen de hooge
afkomst middel zijn om grooten invloed op de minderen uit te
oefenen. De Regeering heeft dit beginsel bij het in het leven
roepen van den cursus erkend, zij het ook, dat de bedoeling bij
•de oprichting was door de openstelling van de officiersbetrekking
■de ontwikkelde Inlanders aan ons te verbinden. En de ont-