246
rige waardelijnen, wanneer men dwars door de ellipsvor
mige breedtekringen, een soort lichaamsomtrekken trekt en
binnen die omtrekken hoogere trefcijfers toekent, wier waar
de niet overeenstemt met de waardeering volgens de stelsel
matige meting. Doet men dat, dan maakt men er van een
soort loterijspel, waarbij niet die schutter met de kleinste
gemiddelde afwijking wordt vooruitgebracht 1), maar wel de
schutter, wiens schot toevallig meerdere feitelijke waarde zou
hebben gehad, wanneer op die plaats een lichaam geplaatst
ware geweest; waarbij dan geheel willekeurig geen onderscheid
wordt gemaakt tusschen de doodelijk-kwetsbare deelen en
de kwetsbare deelen van geen beteekenis voor het buiten ge
vecht stellen; waarbij geen rekening wordt gehouden met de
omstandigheid, dat schoten in de onmiddellijke nabijheid van
het doel, zoo zij al geen physieke uitwerking hebben, toch van
groote pshychische beteekenis zijn en waarbij geheel niet gelet
is op de van den schutter onafhankelijke speling tengevolge van
de spreiding van het wapen.
Men houde bij het schieten op deze schijven echter in het
oog, dat de bedoeling meer moet zijn het aanbrengen van
Schutter A. Schutter B.
Volgens ons bestaande voorschrift wordt schutter A hooger gewaardeerd dan B. Vol-
o-ens ons is echter B. een veel beter schutter dan A. Tot welke abnormaliteiten de mis-
kennin" hiervan leidt, blijkt wel uit de vierhoeken om onze figuurschijven getrokken,
binnen" welke de schoten nog tellen! (A. heeft 5 treffers, B. slechts 1) of stelt de vier
hoek soms de pshychische sfeer voor?