261 etc. geheel Nederlanders zijn gebleven of geworden). Een zeer groot gedeelte van dezen laat het al of niet Nederlandsch zijn van Indië vrijwel koud, daar zij noch eenig recht te verliezen hebben, noch ook maar het geringste directe voordeel van hunne positie als overheerschende natie genieten en meenen onder eene andere vlag even goed hun geld te kunnen verdienen als nu, terwijl het weinigje belangstelling in den gang van zaken, dat zij uit het voor Indië zoo onverschillige Nederland medebrengen, hier al spoedig gedood is door het fatale art. Ill R. R. Hoe dikwijls hoort men van dezen niet, zoowel in woord als in schrift, de verzuchting: „Waren wij maar Engelsch". 3o. De eigenlijke Indiërs, de hier voor goed gevestigde Eu ropeanen, die het meeste tegen vreemde overheersching gekant moesten zijn, daar Indië in den meest uitgebreiden zin van het woord hun vaderland is. Doch staan zij nu dan niet ondei vreemde overheersching"? Aandeel in het bestuur, zelfs de meest elementaire politieke rechten hebben zij evenmin als de vreemdeling, Nederlander of de onderworpen Inlander; zij wor den geregeerd door een hun vreemd volk, ver weg in Europa, ja zij worden door dat volk zelfs nog bij den Inlander ten achter gesteld, daar zij den grond, waarop zij geboren werden, zelfs niet in eigendom kunnen bezitten, wanneer zij er het overal erkende ontginningsrecht op kunnen doen geldenIs het te verwachten, dat zij met geestdrift naar de wapens zullen grijpen, waar zij bij verwisseling van heerscher niets kunnen verliezen Het bovenstaande resumeerende kunnen wij dus zeggen: le. Daar de oefening veel te wenschen zal overlaten en dit slechts bij een zeer klein gedeelte door goeden wil vereffend wordt, is het nut eener algemeene dienstplicht voor het leger zeer twijfelachtig. 2e. Bij den tegenwoordigen toestand is het rationeeler de goede elementen in de gelegenheid te stellen zich tot corpsen te vormen. De onkosten hiervan worden bestreden door van de overigen een weergeld te heffen. 3e. Algemeene dienstplicht kan hier alleen dan nut hebben, wanneer de Nederlander niet meer gedwongen is zich als vreem deling en de Indiër zich als overheerschte te beschouwen, wan neer beiden belangstelling in en belang bij het Nederlandsche

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 283