262
bestuur hebben. Dit is alleen te bereiken door opheffing van
art. 111 en door beiden aandeel in het bestuur te geven, ten
minste voor zoover hunne eigen zaken betreft.
Uit het bovenstaande volgt van zelf wat ik verwacht van
hulp van de Inlanders en Indo-Chineezen. Deze zullen zich bij
een eventueelen strijd wel zoo veel mogelijk onzijdig houden,
tenzij de aanvaller komt onder de leus: „Java voor de Ja
vanen" (al is hier dan ook absoluut niets van gemeend). Ons
krachtdadig steunen zullen zij zeker niet, daar is geen enkele
reden voor. Maar over 't geheel wordt de houding van een volk
bepaald door die van het intellectueele gedeelte. En wat kan
er nu tegen zijn om dit gedeelte aan ons te binden door
den ontwikkelden Inlander en Indo-Chinees in de gelegenheid te
stellen politieke rechten te verkrijgen, mits. met gelijk
tijdige aanvaarding van dienstplicht? Op het oogenblik behoeft
men voor numerieke overmacht dier Inlanders zeker niet te
vreezenzoo groot is het aantal ontwikkelden, dat zóó naar
staatkundige rechten verlangt, dat zij zich daarom vrijwillig
aan den altijd hatelijken en lastigen dienstplicht onderwerpen, nog
niet. Wanneer zij later de meerderheid hebben, bestaat zeker
de kansdat zij naar losmaking van Nederland zullen streven,
maar tevens dat de afscheiding dan niet geheel doorgezet wordt
en, geleidelijk in zijn werk gaande, zonder eenige verbittering
plaats heeft. Ontvangt de Inlander niet langzamerhand meerde
re rechten, dan is het absoluut zeker, dat hij steeds vijandiger
tegenover ons komt te staan en de kans groot, dat die afschei
ding toch plaats heeft, maar dan na een verbitterden alle goede
betrekkingen verbrekenden strijd.
De politieke en economische vraagstukken, die met de eman
cipatie van Indië verband houden mogen den militair onver
schillig laten 1), het is zeker zijn plicht de aandacht te vestigen
op de overwegende militaire belangen, die er mede verbonden zijn.
A. Tissot van Patot.
1) Deze bewering is wel wat sterk. Het moge in verwijderde tijden waar zijn geweest,
dat voor de meeste militairen politieke en economische vraagstukken niet bestonden, van
den tegenwoordigen tijd kan dit zeker niet gezegd worden nu de rol van het leger zoo
veel beter begrepen wordt en ook van de goede krachten, die het bevat, ook buiten den
eigenlijken werkkring een nuttig gebruik wordt gemaakt. (Red.)