Het Inschieten door Bokschutters Naar aanleiding van het opstel over „Het inschieten der ge weren" door R. N. Haremaker in aflevering 1, Jaargang 1908 van het tijdschrift, wil ik eenige opmerkingen maken. Ten eerste over de korrelwijziging ben ik het met geachten schrijver niet eens. Een oordeel daarover mag ik wel vellen, aangezien onder mijne leiding een honderd en twintig karabij nen werden ingeschoten. Het meeste aantal keeren, dat voor eenzelfde karabijn eene kor relwijziging door den garnizoensgeweermaker moest geschieden, alvorens zij aan de gestelde eischen voldeed, was 4 maal. De mees te karabijnen, met uitzondering van die, welke voor eene loopver wisseling in aanmerking kwamen, waren in twéémaal in orde. Zooals ook terecht werd opgemerkt, mogen bij een behoor lijk toezicht op onderhoud, fouten als: lossemagazijnsschroef, losse bajonet etc. niet voorkomen, welnu, waarom deze waarlijk groote schietfouten, daardoor verkregen, op te sommen omdat ze in de practijk wel zullen blijven voorkomen. Verder zal een karabijn, die geruimen tijd in de felle zon heeft gelegen of nat is geweest, toch na eenigen tijd weder in zijn vroegeren toestand terugkeeren, al is deze niet precies dezelfde. In ieder geval, indien een geweer aan de gestelde eischen bij het inschieten heeft voldaan, zal het als oorlogswapen zeker geschikt zijn. Van deze gelegenheid gebruik makende, wil ik wijzen op de on doelmatige inrichting van schijf no. 2, bij het inschieten in gebruik. lo. Het onzichtbaar mikpunt is zeer vermoeiend bij het her haalde richten. 2o. De lengte van de schijf is te gering, aangezien de in te schieten geweren meerendeels een te laag trefpunt hadden. Een schijf van nevengaanden vorm, dunkt me veel praktischer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 292