288 vertegenwoordiger of consulairen ambtenaar, zoomede aan de hoogste militaire, of, bij onstentenis van een militaire, aan de hoogste plaatselijke civiele autoriteit. Art. 4. Het dragen van uniform zonder wapen is zonder nadere ver gunning veroorloofd aan alle officieren en aan het in artikel 1 genoemde machinisten-personeel, in geval, gaande naar of komende uit Oost- of West-Indië, de reisroute wordt genomen door België, Duitschland, Italië of Zwitserland, onder voorbehoud, dat oponthoud van langeren duur dan één nacht ter onderbreking van de reis, verboden is, uitgezonderd in geval van ziekte of overmacht. Yan de onmogelijkheid om alsdan binnen vier en twinüg uren de reis voort te zetten, moet zoo spoedig mogelijk worden kennis gegeven over eenkomstig het bepaalde in artikel 3. Wordt de reisroute genomen door Frankrijk, dan moet, gaande naar Oost- of West-Indië, tot het dragen der uniform zonder wapen vooraf de toestemming verkregen zijn van de Fransche Regeering, welke wordt aangevraagd door tusschenkomst van den betrokken Minister, terwijl de uit de koloniën terugkeerende militair, als in de eerste alinea genoemd, die te Marseille of Havre debarkeert, tijdig het verzoek tot het bekomen van de vereischte vergunning, langs den hierarchieken weg richt tot den Ne- derlandschen Consulairen Ambtenaar ter plaatsehij die te Genua de barkeert tot den Consulairen Ambtenaar te Nizza. Art. 5. Alle militairen beneden den rang van officier, niet in de artikelen 1, 3 en 4 bedoeld, in het buitenland behalve in Frankrijk met verlof zijnde of daar in dienst reizende, zijn behoudens het gestelde in artikel 6 verplicht gekleed te gaan in uniform zonder wapen. Zij die uitgenoodigd zijn in Frankrijk een openbare of bijzondere plechtigheid bij te wonen, kunnen vergunning verkrijgen daarbij in uniform zonder wapen gekleed te zijn, indien zij die vergunning te voren door tusschenkomst van den Minister, Hoofd van het betrokken Depar tement, aan de Fransche Regeering hebben aangevraagd en verkregen. In andere gevallen wordt behoudens het gestelde in art. 7 derde lid de vergunning voor Frankrijk niet verleend en is mitsdien het dragen der uniform door vreemde militairen aldaar verboden. In plaatsen, waar zij langer dan vier en twintig uren vertoeven zullen zij zich zoo spoedig mogelijk, doch op een behoorlijk uur, aanmelden bij het daar aanwezige Nederlandsche Gezantschap of Consulaat, ten einde aanwijzing te bekomen bij welke militaire of civiele autoriteit zij zich hebben te melden. Is geen Nederlandsche Vertegenwoordiger ter plaatse aanwezig, dan zullen zij door eigen informatie zich op de hoogte stellen, waar zich te melden en daarna die melding verrichten. Art. 6. Aan de leerlingen van do inrichtingen van militair onderwijs kan, indien zij dit bij hun aanvrage om buitenlandsch verlof verzoeken, worden toegestaan om gedurende dit verlof burgerkleeding te dragen. Art. 8. De artikelen 1 tot en met 7 zijn niet van toepassing 1°. op de officieren en verdere bemanning van Harer Majesteits sche pen in buitenlandsche havens vertoevende; 2«. op officieren in garnizoen in grensgemeenten, voor zooveel betreft het vriendschappelijk verkeer met de omliggende plaatsen van het na-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 310