292 De tijd om goeden invloed van den Raad te ondervinden, is dus in ruime mate aanwezig geweest, doch toen daarop 1870 is gevolgd met de vernietigende critiek op den toenmaals bestaanden toestand, bleek wel hoe weinig die invloed had uitgewerkt. Nu zegt de heer Lohman tot mij: wij kunnen dien Raad verversehen. Ik weet niet of de Raad in 1868 versteend was, maar ik herinner aan de werking van den Raad in Frankrijk, waar hij ook niet heel veel heeft uitgehaald. Ik wil nog op één punt wijzen. Dat is dat de Raad, zooals ik mij voorstel, dat de heer Lohman dien wenscht, daargelaten enkele burgers, zou bestaan uit de inspecteurs, den chef van den gene- ralen staf en zulke autoriteiten. Misschien dat ik mij vergis in de mee ning van den heer Lohman, maar zoo heb ik hem begrepen. Welnu, zij worden geraadpleegd, en het ligt geheel in de macht der Kamer om te vragen of er overleg heeft plaats gehad. Hierbij komt deze moeilijke quaestie. Wanneer de inspecteurs geraadpleegd zijn, en men vraagt aan den Minister: wat zeggen de inspecteurs, dan weigeit de Minister wel eens dat mede te deelen. Yergis ik me niet, dan deed de heer Lohman dat, toen hij Minister was. Indien dat juist is, bewijst het toch ook wel de moeilijkheid steeds adviezen over te leggen. Wil dat alles nu zeggen, dat ik bepaald tegen een Raad van defensie ben? Volstrekt niet. Wanneer de Kamer absoluut zulk een Raad mocht blijken te weuschen, dan wil ik mij daar niet beslist tegen verzetten. Misschien is het beste, dat ik de zaak nog eens beschouw en met anderen bespreek. Ik voor mij zie inderdaad niet veel heil in zulk een Raad maar ik ?ie ook niet in waarom ik er stellig tegen zou zijn als de Kamer hem bepaald wenscht. De heer van Karnebeek: Zeer kort moet ik even terugkomen op het antwoord dat ik van den Minister heb ontvangen aangaande de instelling van een Raad van defensie. De geachte afgevaardigde uit Sliedrecht is er op teruggekomen en ik wil er mijnerzijds ook nog iets over zeggen. Ik heb den indruk ontvangen, dat de Minister niet goed heeft begrepen wat ik bedoelde. De Minister herinnerde aan den vroegeren Raad van defensie hier te lande, maar die was anders samengesteld clan ik bedoel. Verder zeide de Minister er is immers op dit oogenblik al iets als een raad van defensie, hij wees op de inspecteurs der verschillende wapens, die immers door het hoofd van het Departement worden geraadpleegd. Hij verklaarde zich in het algemeen wel bereid de adviezen dier heeren ter kennis van de Kamer te brengen. Dit alles geeft echter mijn bedoeling niet weer. Ik wil gaarne gelooven, dat de Minister bij alle belangrijke besluiten niet verzuimt de hooge militaire autoriteiten te raadplegen, die met het betrokken onderdeel van het leger te maken hebben maar ik heb bedoeld de instelling van een college, bestaande uit de voornaamste legerautoriteiten en commandanten ik heb bedoeld, dat dit college zou vergaderen, beraadslagen en tot op zekere hoogte besluiten; dat men zoodoende zou krijgen een element van continuïteit en stabiliteit in het legerbestuur. Ik heb dit verlangd als een te genwicht tegenover de nadeelen van het huidige in den persoon van den Mi nister geconcentreerde régime in oorlogszaken, en ik heb met genoegen meenen te bespeuren, dat ook andere leden op dit punt met mij eenstemmig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 314