301
bedenken, dat daarginds eenige duizenden Hollandsche mannen dag aan
dag strijden, hun leven veil hebben voor andere principes.
Het zijn wel zeer ouderwetsche dingen, die daar heeteneer van het
vaandel, krijgsmoed, vaderlandsche belangen, strijden voor vorst en vader
land, het zou mooier zijn de Atjhèërs in witte gewaden, palmtakken in de
hand, tegemoet te treden en te zeggen, dat we staatsrechtelijk ten slotte
ongelijk hadden toen we begonnen te vechten, nu 35 geleden, edoch de on-
practische menschen, die zich een terugtrekken uit Atjèh moïelijk denken,
zonder een geleidelijk maar zeker verlies van al onze koloniën, dienen niette
min te begrijpen, dat dit onmogelijk is in de oogen van al die „dwazen'', die
dit nu eenmaal anders inzien, onder wie bijna alle kenners van Indië.
Het is wel zéér positief, wat de afgevaardigde ter Tweede Kamer daar
zoo rustig en veilig staat te verkonden „dat wij geen andere titels kunnen
toonen dan die van indringer en veroveraar", maar het is voor hen, die
35 jaar geleden de Atjèhzaak van nabij bekeken, niet aldus.
Dergelijk apodictische uitingen verlammen het bewustzijn, dat men
vecht in eerlijke zaak, door kader en manschappen worden ze, overgenomen
door Indische kranten, gelezen, zij doen aan den geest bij den troep meer
kwaad dan men weet, maken van 'n flink officier, die meende slechts z'n
chefs en daarmede z'n vaderland te dienen, een twijfelaar en onbruikbaar
aanvoerder.
't Bovenstaande, ontleend aan een brief aan het Algemeen Handelsblad
van den bekenden schrijver over Indische toestanden Soeka Toelis,
nemen wij met instemming over.
Wij zullen ons niet mengen in de debatten, die sinds eenige maanden
in de dagbladen gevoerd worden over het optreden te velde, over ge
pleegde gruwelen (Wekker c. s.) en dergelijke, noch zullen wij daaruit
gedeelten overnemen.
Daarvoor draagt dat geschrijf meestal een te heftig en persoonlijk ka
rakter en zijn de feiten niet altijd met de noodige kennis van zaken
beschouwd.
Wanneer men eens bedenkt, welke eischen gesteld worden aan men
schen met normale zenuwen, van wie velen dikwijls maanden lang
onafgebroken vertoeven in een omgeving van verraad, sluipmoord,
levensgevaar, vermoeienissen en ontberingen, waar de hechtste vriend
schapsbanden soms op de meest meedoogenlooze wijze worden ver
scheurd, en vooral, wanneer men in 't oog houdt, dat verreweg het
grootste deel der strijders uit niet-Europeesche rassen bestaat, dan
wordt het eenigermate verklaarbaar, waarom niettegenstaande de strenge
strafbepalingen een noodeloos wreed optreden niet tot de onmogelijk
heden behoeft te behooren. De geschiedenis leert, dat in alle oorlogen van
eenigen duur dat verschijnsel zich voordoet; wij willen het daarmede volstrekt
niet vergoelijken, doch vermelden zulks hier in de hoop, dat degene, die
zich geroepen acht eventueel hem ter oore komende gebeurtenissen in
het openbaar te bespreken, zich eerst rekenschap zal geven van de om
standigheden waaronder zij plaats hadden, van het psychologisch moment
in de oorlogvoering. (Red.)