324
op deugdelijke gronden kan worden bewezen, dat in de bijzon
dere omstandigheden, waarin ons leger zijn werk moet of zal
moeten verrichten, bereden infanterie ten volle de taak van
cavalerie kan overnemen; ja! die vervanging wordt zelfs urgent,
wanneer bewezen wordt dat bereden infanterie dit beter kan.
Deze bewijsvoering neemt de heer B. zeer luchtig op, en toch
is dit de hoofdzaak, waar de kwestie mede staat of valt.
De in dezen zin door schrijver aangegeven denkbeelden
geven mij aanleiding zijn artikel te beantwoorden met onder-
volgende beschouwingen over het wezen van den cavaleriedienst
en het gebruik dat wij van dat wapen m. i. zullen moeten maken.
Wel ben ik mij ervan bewust, dat aldus mijn opstel een vrij
aanzienlijken omvang zal verkrijgen, doch ik koester tevens de
hoop thans nuttiger arbeid te leveren, dan door mij te beperken
tot eene eenvoudige bestrijding van schrijvers argumenten.
De beide eigenschappen, die cavalerie als wapen karakteri-
seeren, zijn „schokvermogen" en „groote beweeglijkheid".
Stelde dit schokvermogen haar weleer in staat tot het ver
richten van daden op het gevechtsveld, waardoor zij het voet
volk schier van zijne plaats als hoofdwapen verdrong, thans
is het een onloochenbaar feit, dat de hoofd werkzaamheid
van het ruiterwapen zich heeft verlegd van het gebied der veld
slagen en gevechten naar dat der operatiën en bewegingen.
Is het aan de eene zijde de verbetering der vuurwapenen
geweest, die haar hare „Schlachtenthatigkeit" grootendeels heeft
doen inboeten, aan de andere zijde zijn het de groote getal
sterkte der tegenwoordige legers, de snelheid en omvang der
operatiën en bewegingen en de uitgebreidheid der stijdtooneelen
en gevechtsvelden, die hare werkzaamheid in den ophelderings-
en veiligheidsdiest meer dan ooit op den voorgrond hebben
doen treden.
Het schokvermogen heeft de eerste plaats aan de beweeglijk
heid moeten inruimen.
Deze verplaatsing van het zwaartepunt der cavaleriewerk-
zaamheid heeft haar stempel gedrukt zoowel op het uiterlijk als
op het innerlijk van het wapen.
1) Zie blz. 506 I. M. T. 1906 No. 6.