326
De hedendaagsche cavalerie is een beslist hulpwapen geworden,
nimmer werkt zij voor eigen zaak, altijd ten bate van anderen.
Hare aanvoerders moeten van dat feit doordrongen zijn. De
vraag: „ben ik al of niet werkzaam in het belang van het
hoofdwapen?" moet beslissend zijn, daar waar zij hunne klachten
willen inzetten.
De opheldering moet gesplitst worden in eene strategische
en eene tactische; de eerste heeft ten doel de legerleiding tijdig
die algemeene gegevens te verschaffen, welke zij behoeft om de
■operatiën te kunnen leiden; de tweede moet gedurende de uit
voering dier operatiën elke vijandige maacht, welke het welslagen
daarvan in gevaar zoude kunnen brengen, zoo tijdig melden,
dat nog bevelen uitgevaardigd en uitgevoerd kunnen worden om
het gevecht onder gunstige omstandigheden aan te binden, dan
wel het te ontwijken.
In den veiligheidsdienst hebben de onderbevelhebbers het
middel om te voorkomen, dat de uitvoering der hun opgedragen
bevelen schipbreuk lijdt door eenig plotseling optreden van
den vijand. Bovendien echter moet de kern der veiligheidstroepen
een flinke gevechtskracht bezitten, om wanneer berichten dei-
tactische opheldering op eene naderende ontmoeting wijzen
met kracht van wapenen gunstige punten voor den komenden
strijd te kunnen vermeesteren c. q. behouden.
Het is duidelijk, dat voorde uitvoering van den ophelderings-
dienst zeer beweeglijke troepen noodig zijn, in staat om snel waar
te nemen en de berichten met grooten spoed over te brengen.
Zoo zien wij dan ook overal de hoofdmacht der Cavalerie voor
dezen dienst ingezet. Ook de veiligheidstroepen echter moe
ten over dergelijke beweeglijke organen kunnen beschikken,
wil de noodzakelijke terrein-doorzoeking de marschsnelheid niet
te veel benadeelen.
In verband met de evenvermelde splitsing van den ophel-
deringsdienst krijgen wij dus 3 liniën cavalerie voor het front
der legers t. w.
1. de strategisch ophelderende of zelfstandige cavalerie;
2. de tactisch ophelderende cavalerie (in de L.B.Y. vooruit
geschoven cavalerie genoemd).