331 komen. Dit gegeven is o. a. beslissend voor de wijze, waarop hij zijn veiligheidsdienst regelt. (Zie punt 107 L. B. Y.) Waar het doel van de tactische opheldering is den troepen-commandant vrijheid van handelen te verzekeren, •daar is het duidelijk dat deze dienst ook onder hemzelf ressor teert. Resumeeren wij nogmaals scherp het verschil tusschen beide ophelderingsdiensten, dan blijkt ons dat de strategisch ophel derende (zelfstandige) cavalerie werkt los van de eigen troepen, gebonden aan den vijand; de tactisch ophelderende (vooruitge schoven) cavalerie daarentegen gebonden aan de eigen troepen en ■eerst gehecht aan den vijand, zoodra deze de voor hare colonne gevaarlijke zone betreedt. Waar een zoo essentieel verschil tusschen beide diensten bestaat, daar kan één zelfde afdeeling ze niet gelijktijdig naar behooren vervullen. 'Zien wij thans den toestand bij ons onder de oogen. Wij beschikken over 4 veldeskadrons. Aannemende, dat 1 daar van aan het veldleger wordt toegevoegd ten behoeve van den vei ligheidsdienst en eskadron bij de zelfstandige brigade wordt gede tacheerd, dan resten ons voor de verzekering der opheldering bij het veldleger 24 eskadron. Zoowel de strategische als de tactische opheldering zijn van het meeste belang, toch kan voor eene gelijke ver deeling der beschikbare krachten over beide diensten geen sprake zijn, dit ware versnippering der toch reeds geringe middelen. Eene positieve beslissing over deze belangrijke vraag, kan slechts in een concreet geval genomen worden wel kunnen echter beginselen ontwikkeld worden, welke den leider in het gegeven geval tot leidraad kunnen strekken. De strategische opheldering heeft bij ons noch den omvang, noch de moeilijkheid van den grooten oorlog, en wel hierdoor le. Aan den strijd om het bezit van Java gaat eene lan ding vooraf. Wordt de sterkte der vijandelijke transpoitvloot en de groepeering daarvan voor de landing door deskundige •oogen waargenomen waartoe wij ernstige pogingen moeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 353