352 Behalve Hongkong heeft Engeland nog een operatiebasis tegen de Philippijnen en wel het groote eiland Singapore, waar toe nog ongeveer 70 eilanden behooren, die evenals Hongkong door hunne gunstige ligging een groot deel van de voor hen liggende zee beheerschen. Gelegen aan de Straat van Malakka, die het vaste deel van Azië van Sumatra scheidt, daar waar de wateren van twee zeeën, de Golf van Bengalen en de Chineesche Zee in elkander vloeien, is Singapore de natuurlijke poort ge worden, het kruispunt, de pas voor de schepen, die met Amerika, Japan, China, Polynesië en Australië naar Z.-Afrika, Z.-Azië en Europa gaan. Het is klaarblijkelijk, dat een dergelijke plaats een groote maritieme en strategische beteekenis heeft en werkelijk is zij ook, sedert haar adem de Zuidzee beroert, het beheerschende punt geworden van Straat Malakka. Het is daarom te ver wonderen, dat de veiligheid van een zoo gewichtig punt bijna geheel afhangt van net drijvend krijgsmateriaal. Als oude on voldoende vestingwerken noemen wij de forten Canning, Tullerton, Palmer en Faber. Daartegenover staat echter, dat de onmid dellijke nabijheid der Straat Malakka, die der Z,-Chineesche zee, en de kanalen die het eiland doorsnijden, de operatiën van een flink eskader, zijn snelle concentratie en splitsing begunstigen. Engeland spant zich overigens den laatsten tijd in, Singapore, „de Koningin van het Oosten" in betrekking met de laatste voorvallen op den Grooten Oceaan tot een vaste vloot-basis te maken, en evenals van uit Hongkong zal Engeland, de heer- scher over de zee, ook van uit Singapore, Manila schaakmat kunnen zetten. Op zichzelve zou de inbezitneming door Amerika van de Philippijnen geen aanleiding zijn geweest tot de machts uitbreiding van het reeds sterke Singapore. De oorzaak van de versterking dezer eilanden is een andere en duidt op de steeds groeiende macht van Japan, dat ondanks het Engelsch-Japansch Verbond, het oogenblik gebruikt als het gunstig is en ons aan verrassingen zijnerzijds bloot stelt. In den vriend van heden gevoelt men reeds den vijand van morgen, want of het Engelsch-Japansch Verbond tot 1915 stand zal houden is zeer de vraag, waar het onderling wantrouwen zoo groot is. Reeds in 1892 schreef Valentin Chirol, de eenige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 374