895 Het bovenstaande komt dus in het kort op het volgende neer. De infanterie-divisiën worden veranderd in divisiën, door, nevens de 3 regimenten infanterie, waaruit zij thans bestaan, er een regiment cavalerie en een regiment veld-artillerie bij in te deelen. Het regiment genietroepen, het korps rijdende artillerie, het korps pontonniers, het eskadron ordonnansen en de compagnieën hospitaal soldaten blijven buiten het divisieverband en worden slechts in bijzondere omstandigheden gedeeltelijk of geheel bij de divisiën ingedeeld. De door deze organisatie noodig geworden nieuwe instructiën, goed gekeurd bij verschillende koninklijke besluiten, zijn die voor den com mandant van het veldleger, voor de divisie commandanten, voor de com mandanten der cavalerie en der artillerie en voor den inspecteur der genie. Van de eerste twee zijnde deze de belangrijksten volgt hieronder een beknopt overzicht. De commandant van het veldleger staat rechtstreeks onder de bevelen van den minister van oorlog, jegens w en hij verantwoordelijk is voor den toestand der onder zijn bevelen gestelde troepenafdeelingen en inrich tingen, zijnde, behalve de hem toegevo gde officieren: de commandanten van de divisiën, van de cavalerie en van de artillerie, de vier divisiën, het korps rijdende-artillerie, het eskadron ordonnansen, het regiment genietroepen, het korps pontonniers, de depóts huzaren, de rij-en hoef- smiischool en het remonte depót (De vijf laatstgenoemde korpsen en inrichtingen behooren niet tot het veldleger.) Hij waakt, dat de verschillende wetten, reglementen en voorschriften bij de onder zijne bevelen gestelde troepenafdeelingen en inrichtingen worden nageleefd en is verantwoordelijk, dat de strijdvaardigheid dier troepenafdeelingen zoo hoog mogelijk wordt opgevoerd. Hij wijdt zijne zorg aan de tactische opleiding van aanvoerders en troepen, gaat de geoefendheid der troepen nauwlettend na, en geeft met betrekking tot een en ander de vereischte aanwijzingen aan de, onder zijne bevelen gestelde officierenhij heeft intusschen geen rechtstreeksche bemoeienis met de elementaire opleiding der onder zijn bevelen gestelde troepenafdeelin gen, noch met de opvoeding en africhting der daartoe behoorende paarden bij het remontedepót en bij de depóts der bereden wapens, noch met h«t onderwijs aan de rij- en hoefsmidschool te geven. Zoodra de milit e te land ingevolge art. 185 der Grondwet in haar geheel buitengewoon is bijeengeroepen, zal hij onverwijld de noodige maatregel n nemen om het veldleger strijd- en marschvaardig te maken. Ve"der zal de commandant van het veldleger aan den minister van oo, log de noodige voorstellen doen tot verhooging van de strijdvaardigheid der troepen, tot het houden van oefeningen buiten het garnizoen, tot verandering van reglementen, enz., en zal hij, zoo dikwijls als hij dit goedvindt, inspectie houden over de hem onderhoorige troepenafdeelingen of hare oefeningen bij wonen. Ter verduidelijking is omtrent het begrip „Elementaire opleiding" beimald, dat deze geacht wordt te eindigen: bij de infanterie met de oefeningen in de compagnie; bij de cavalerie met die in het eskadron en bij de bereden artillerie met die in de batterij. B'-n afdaling tot bijzonderheden in de opleiding wordt hierdoor voorkomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 417