398 hoog, misschien niet in vergelijking met andere koloniale landen, wel echter met het moederland. Alle ambtenaren worden 3 a 4, soms meer malen zwaarder betaald dan daar, zonder dat oaarvoor als regel meer wordt gepresteerd. Zou men bij vergelijking der officiers-inkomsten en dienatprestatiën nog kunnen aanvoeren, dat de laatsten belangrijker zijn en er meer risico geloopen worct, daa tegenover staat, dat zulks alleen te velde het geval is en dan ook hooger betaald wordt, terwijl overigens de dienst te velde nagenoeg der officieren eenige raison d'être is, zoodat wij hen geenszins uitzonderen. Om echter elk verschil buiten te sluiten, nemen wij ter vergelijking burger-ambtenaren, b.v. onderwijzers. Dezen ontvangen in Ne derland zelden meer dan f 800 's jaars, althans in de eerste jaren, begin- nen hier echter op f 2400, terwijl de verhouding door vorhoogingen en promotie snel nog beter wordt. Toch zal wel niemand beweren, dat de, voor dit traktement geleverde arbeid quantitatief of qualitatief hooger staat dan die in Nederland. Bij andere diensttakken is het overigens niet anders gesteld. Die zooveel hoog<jre betaling wordt dan ook niet gegeven omdat zooveel meer of betere arbeid geleverd wordt, doch omdat deze verricht wordt buiten het eigen land, i c. in een land, dat aan het lichaams gestel, het onderhouden van het gezin, de opvoeding der kinderen, levensbehoeften, die het land met kan voortbrengen, enz. enz, aan Europeanen vooral financieel zooveel hoogere eischen stelt en hetwelk, wanneer dat alles geldelijk vergoed is, materieel en moreel nog zooveel doet missen, wat niet te noemen, doch alleen in het eigen vaderland te vinden en niet te vervanaen of te vergelden is. De traktementen zijn dan ook wel boog maar niet te hoog. Dat neemt niet weg, dat door deze hooge traktementen het gouvernement aan zijne gezamenlijke ambtenaren een ontzaglijk bedrag te betalen heeft; een bedrag, dat het grootste gedeelte van het budget verslindt, een bedrag, dat loodzwaar op de indische financiën drukt en dat hoe langer hoe meer een beletsel is voor een ge/.onde ontwikkeling van de Indische maa.schappij en het ook zal blijven, wanneer niet met het tegenwoordige ambtenaren-systeem gebroken kan worden, wanneer niet tegengegaan wordt, dat de ambtenaren de schatkist leegeten. Om slechts een voorbeeld te noemen! Hoe zal het ooit mogelijk zijn den inlander tot behoorlijke ontwikkeling te brengen, wanneer slechts onderwijzers tegen de tegenwoordige betaling zouden kunnen worden gebruikt. De benoodigde millioenen zouden niet tellen zijn. Maar kan het dan verwondering baren, dat het gouvernement naar middelen uitziet, om de moeilijk te krijgen en kosibare ambtenaren van thans gedeeltelijk te vervangen door inlanders; integendeel, wij kunnen dat slechts toejuichen, vooral of eigenlijk maar alleen, wanneer zorg kan worden gedragen, dat de inlander niet minder werk levert dan zijn Europeesche collega, Waartoe dus een gelijkwaardige opleiding en dezelfde eischen van aanneming noodig zijn. En als hieraan voldaan is, zijn wij toch van meening, dat het gouvernement om billijkheidsredenen niet verplicht is, deze categorie ambtenaren even hoog te salarieeren als de Europeesche. Bij deze ambtenaren behoeven de bijkomende factoren, bovengenoemd, niet vergoed te worden, omdat zij dienst hebben te verr chten in hun eigen vaderland; wanneer de arbeid als zoodanig vergoed wordt, is o.i. aan de billijkheid geheel voldaan. Hoeveel dat is, doet voorloopig weinig ter zake, wanneer de levensstandaard van den Javaan op Java niet hooger is b.v. dan die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 420