403
2e. Indië met succès verdedigen kunnen wij slechts met behulp van
een krachtigen maritiemen bondgenoot;
3e. Als bondgenoot zijn wij het meest waard, als we kunnen helpen
met talrijke kanonnen van zwaar kaliber en dus met groote schepen
4e. De havengesteldheid van Soerabaja alléén reeds belet de eerstvol
gende jaren dergelijke schepen aan te schaflen
5e. Beter dan met het bestaande groote materiaal, helpen wij den
bondgenoot met talrijk krachtig torpedo-materiaal zoodat:
6e. In de naaste toekomst onze taak moet zijn
a. aanbouwen, uitsluitend van dergelijk torpedo-materiaal;
b. snelle en volledige bestudeering van de waarde van Soerabaja als
steunpunt voor onze toekomstige Dreadnoughts (of) Kurama's en
voor de krachtige vloot van onzen bondgenoot.
Niet vergeten moet worden, dat een bondgenootschap in de allereerste
plaats afhankelijk is van het antwoord op de vraag Welke zijn de weer
middelen, waarover beschikt wordt bij een strijd in Z. O. Azièï daar
onder uitsluitend te verstaaneen vloot.
Om in 't bezit te kunnen komen van krachtig en zeer talrijk torpedo
materiaal moet de taak van het Leger teruggebracht worden tot die van
handhaven van ons gezag tegenover den inl. vijand (dus van een
Rijkspolitie Red.) en van bewaken van kwetsbare punten tegenover
een B. V. en
moet de verdediging van Nederland zich beperken tot handhaving der
neutraliteit, zoodat de zeemacht aldaar een ondergeschikten rol zal vervullen.
Ten slotte verwacht schrijver alles van eene innige voortdurende
samenwerking van de militaire Departementen en wijst er nog op, dat de
voorstanders van groote, krachtige schepen aan éen steunpunt niet genoeg
hebben, want dat er ook een in het N. O. en mogelijk zelfs een in het
N W. van den Archipel noodig zal zijn.
Het tweede gedeelte is gewijd aan een repliek op het betoog van den
maj. v/d. gen. Staf de Greve in de vergadering te Weltevreden.
De heer de Greve heeft daar gewezen op het zoo noodige hooge moreel-
wat de heer van den Belt ook noodzakelijk vindt, maar dat hij geen
kans ziet te verkrijgen met de daarvoor aangegeven middelen, omdat
ons leger altijd ,,zwak" zal blijven, ten minste niet voldoende krachtig
om ons een bondgenoot te bezorgen. We kunnen de verschilpunten
niet verder volgen en daarom stippen we alleen nog even iets uit de
slotworden aan.
Schrijver zegt, dat het hoogst onaangenaam is van het Ind. leger te
moeten zeggen dat het tegen eenigerlei taak niet opgewassen is. Yooral
waar dat leger reeds voor zoo menig zware taak gestaan heeft en die
steeds met succès volbracht. Waar het hier echter gaat om de grootste
belangen Nederland als groote koloniale mogendheid daar schijnt
het hem noodig eene eerlijke meening te stellen tegenover een andere
van niet minder waarde, vooral waar hij weet, dat hij veel zwijgende
medestanders heeft, en hij zou wenschen, dat die hun mond ook eens
openden om de oplossing van het Indische defensievraagstuk in de
goede richting te bevorderen.