Nog eens: „De Nieuwe Richting"* Het artikel van H. B. in I. M. T. No. 2 van 1908 geeft mij aanleiding tot eenige opmerkingen. Niet dat ik de partij wil opnemen voor den heer Thomson, die in 's lands vergaderzaal wel wat lichtvaardig zijn oordeel uitsprak, doch ik wensch mij te verzetten tegen den al te optimistischen geest, die uit het stuk van H. B. spreekt, alsof we „er zijn" met de nieuwe richting. Geenszins wil ik mij verzetten tegen de nieuwere denkbeelden, die in het leger zijn doorgedrongen die juich ik van harte toe doch ik maak mij hier den tolk van velen door een waarschuwend woord te doen hooren tegen de wijze, waarop die denkbeelden worden toegepast en de nadeelige gevolgen, die daaruit zijn voortgesproten, zonder dat dit noodig was. Waar H. B. de „nieuwe richting" vereenzelvigt met het nieuwe stelsel van opleiding en oefening bij de infanterie ben ik het niet met hem eens. "Dat oefeningsstelsel is een zeer voornaam en natuurlijk gevolg van die richting; deze is echter van te voren het geheele leger binnengedrongen, niet uitsluitend de infanterie en heeft niet alleen invloed op oefening en oplei ding, maar beheerscht den geest van 't heele leger, van 't officierskorps in de eerste plaats, en laat zich bij alle dienst en niet-dienstverrichtingen gelden. De „nieuwe richting" is eigenlijk de verwezenlijking van één denkbeeld: meer vrijheiden is een natuurlijk gevolg van den tijdgeest. De wijze, waarop dit denkbeeld in ons leger is door gedrongen, geeft echter meer den indi uk van een lijdelijk toegeven aan een heftigen drang van onderen dan van innige overtuiging van de juiste waarde en van rijp overleg, hoe die meerdere vrijheid het best zou zijn bij te brengen aan een leger, dat totdien daaraan niet gewend was. Vooral doet zij haar invloed gelden op de tucht. I. M. T. 1908. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 433