iU en betweterij op bedenkelijke wijze hebben veldgewonnen(le Cocq d'Armandville I. M. T. No. 11 van 1907 blz. 927.) Dit is nu niet de schuld van de nieuwe richting, maar van de toepassing daarvan; dit nadeelig gevolg was niet noodig geweest. Ik voor mij schrijf het toe aan het voorbij hollen van het doel; te veel controle en te veel binden van den geest hebben plaats gemaakt voor een absoluut en ongemotiveerd vertrouwen in den mindere en voor gebrek aan leiding. Heeft men door voorafgaande controle de overtuiging gekregen, dat iemand vertrouwen verdient, dan kan men de controle verminderen of nalaten; men kan echter vertrouwen niet in voeren als stelsel tusschen personen, die elkaar niet of onvol doende bekend zijn. Zoo heeft het vervallen van de functie van kapitein van de week bedenkelijke gevolgen gehad; bij vele korpsen werd de inwendige dienst daardoor slecht verricht en is misschien daaraan ook te wijten het steeds toenemen van de klachten over het eten. Zoo ook de leiding van de ondergeschiktenkon vroeger een luitenant bijna geen pas doen zonder zijn kapitein, thans wordt ondersteld dat hij van den beginne af aan zelfstandig kan op treden, terwijl inderdaad nog de geheele practische o p 1 e i d i n g en vorming moet plaats hebben. Hierbij kan ik geheel verwijzen naar 't geen de heer le Cocq d'Armandville in het I. M. T. No. 11 van 1907 heeft gezegd. Evenals hij heb ik opgemerkt, dat het initiatief zich dikwijls ontwikkelt in het mei-uitvoeren van ontvangen bevelen, het mei-opvolgen van reglementen en voorschriften en zulks niet op grond van gewijzigde omstandigheden en als uitvloeisel van nadenken, doch eenvoudig uit gemakzucht. Verschijnselen als de bovengenoemde acht ik een hoogst be denkelijk teeken voor de verslapping van de tucht. Ik beoor deel haar niet, zooals Thomson en H. B. naar het aantal mis drijven en zware overtredingen, waartegen afschrikwekkende straffen zijn bedreigd, die daarom uit vrees worden nagelaten; het zijn m. i. juist het getal der kleine overtredingen en nala tigheden die dikwijls niet worden bestraft welke den geest van gehoorzaamheid kenmerken. Zoo acht ik het ook een bewijs van onvoldoende tucht, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 436