449 Iedereen zal wel gemerkt hebben hoe uitstekend een soldaat met honden om kan gaan, hoe die dieren bijzonder spoedig aan hem hechten, en omgekeerd, hoe hij zich ook aan hen hecht. Dezelfde oorzaak, die hierop inwerkt, zou wel degelijk haar invloed doen gelden, indien hij zijn eigen geweer had. De man bezit niet veel, wat hem dus voor langen tijd (zij het ook in bruikleen) afgestaan wordt, daaraan hecht hij zich; dat voelt hij als één met zich zelf; daar heeft hij moeite en tijd voor over om het te leeren kennen en verzorgenevenals hij zijn hond met taai geduld kunstjes weet te leeren. Zal dus door „het geweer bij den man" deze ongetwijfeld meer belangstelling en lust in het schieten krijgen, ook de toe stand van de geweren zelve zal er beslist op verbeteren, als de man weet, dat hij voor dien toestand verantwoordelijk is en blijft, omdat hij, en hij alleen, er de eigenaar van is, datzelfde geweer overal met hem medegaat, hem trouw blijft gedurende zijn ge- heelen diensttijd. Dan zal hij niet ruw en ondoordacht den pompstok door den sterken en toch zoo teeren stalen loop halen, geen scherpe ingrediënten bezigen tot reiniging daarvan; hij zal integendeel, door voortdurende zorg trachten te voorkomendat zich roest vormt, er voor waken, dat er niets mede gebeurt, het zorgvuldig schoonhouden zonder ruw geweld, trots zijn op en een volkomen vertrouwen hebben in dien onafscheidelijken kameraad, die hem in den strijd zoo krachtig ter zijde zal moeten staan om zijn plicht als soldaat volkomen te kunnen vervullen. Dan krijgt hij zijn wapen lief, en zal er ook goed mede willen schieten en men bereikt daarmede dus eene betere verzorging van het wapen, naast opwekking tot beter schieten en van goede schietuitkomsten men behoudt dat wapen langer en men verkrijgt tevens een slagvaardiger individu. Waar nu den man, helaas, de inspectie over de geweren door den Officier van Wapening vol komen onverschillig is, zal deze dan met heilzamen schrik of trot- sche voldoening door hem tegemoet worden gezien, omdat hij dan gevoelt dat hij alleen voor zijn eigen geweer verantwoordelijk is. En welk een sinecure is de wapencontröle bij de compagnieën niet geworden, nu men den man persoonlijk niet aansprakelijk kan stellen voor den inwendigen toestand van het geweer, waarvan hij de tijdelijke bezitter is!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 471