VI 497 Aan de bewering, dat de stiptheid en stramheid der Japanners een der voorwaarden van hunne overwinningen is geweest, hechtte spreker weinig waarde. Hier moest gelet worden op de innerlijke hoedanigheden van het Jap. volk, waarop Bronsart v. Schellendorf ook had gewezen. Ten zeerste beval hij ter lezing aan een artikel over de hedendaagsche vuurtechniek en de Militaire opleiding van den Heer G. Polvliet voor- komendo in het Gidsnummer van Februari j.l., die o. a. geen koogeren opvoedkundige tuchtelijk militaire waarde aan die gesloten exercitiën toekent welke den soldaat alleen verlagen tot een automaat, wat afstompt en afkeer wekt. Na een korte repliek van inleider en een woord van hulde van den President der Vereeniging over het vele wat gegeven was, boven wat de titel beloofde, werd de vergadering besloten. De zaak is daarmede evenwel niet afgedaan, want de beginselen van het op leidingsstelsel zijn aangetast op eeue wijze, die eene afdoende oplossing eischen. Allereerst de vraag of de mindere tucht en gehoorzaamheid in het Leger moeten worden toegeschreven aan het stelsel, of aan andere oorzaken. En dan zijn er o. i. bij nadere beschouwing tal van oorzaken, die daartoe samenwerken. In de eerste plaats wel, dat het fond van de nieuwe richting maar door een kleine kern goed wordt begrepen. Yoor hen is de Leidraad van 1907 een welkome aanwinst. Doch aan de anderen, die de mooie grondgedachten niet hebben weten te onderkennen, geeft het eene vrijheid, die verderfelijk kan zijn, want de eerste eisch aan de onderwijzers gesteld, is een hoog plichtsgevoel, en dat wordt niet in het Leger alleen geleerd, maar moet van huis uit worden aangekweekt, in de school ontwikkeld en in het Leger in toepassing gebracht. Zoo lang dat hooge plichtsgevoel geen algemeene eigenschap is, eischt dit stelsel eece strenge controle, dat de gelaten vrijheid goed en oordeel kundig is benut, en dat kan alleen als punt 32 wat aangedikt wordt. Niet alleen moeten de oefeningen naar een vast stelsel, maar naar een vast jaarlijksch werkplan worden gehouden,-van de brigade af tot de compagnie of nog kleinere eenheid toe zooveel dagen voor de bri gade, zooveel voor het korps, terwijl elke commandant de hem toe gemeten tijd weer verdeelt. Geen schema, maar een vast werkplan, dat elke commandant voortzet. Het tegenwoordige brigadeverband is ongelukkigerwijze een beletsel voor een goede controle, want dwars tegen alle goede begrippen van commando-verdeeling in, onthoudt het den brigadecommandant het zoo broodnoodig toezicht op de oefe ningen van de onderdeelen van zijne eenheid. De praktijk wijst uit, dat nu te velde strenger wordt gediend dan over het algemeen in de vredesgarnizoenen. We zouden nog de vraag kunnen opwerpen, of de afschaffing van conduites voor 2e luitenants (die nu bij de Infanterie al 5 jaren loopen) en voor onderluitenants wel goed gezien is, en zoo is er nog zooveel. Doch beter dan vluchtig over dit onderwerp heen te stappen, achten we eene grondige bespreking van de stof, waartoe ons reeds toezegging is gedaan, maar waartoe we onze lezers nog gaarne opwekken. Want ten slotte moeten we toch komen tot één doel, een goed geoe fend, goed gedisciplineerd leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 519