507 zooveel geleerd, als noodig was, om zich te kunnen behelpen ten opzichte van personen, die hunne taal niet machtig waren. Goed verkoopen en drossen kwam behoudens een enkel geval niet voor, terwijl dit volgens schrijvers bewering bij zijn voorganger schering en inslag was, als ge- gevolg van de Maleische opleiding, die hun veel onverdiende reprimandes en straf bezorgde, hen baloorig maakte en hen sterk deed terusrverlangen naar hun vreedzaam leven in de dessa. Bij de recrutenopleiding bleek hem verder ten duidelijkste, dat de Javaan ten onrechte voor dom versleten wordt en dat deze wel degelijk over een helder verstand beschikt en zeker niet achterstaat bij een Ambonees, die evenals hij, geen schoolon derwijs heeft genoten. Uit een en ander komt R. tot het besluit, dat het kazerne-Maleisch de eenige zwakke schakel vormt, die Europeesch officier en onderofficier in 't algemeen aan den Javaan verbindt. Een der verdere redenen van die mindere gevechtswaarde noemt schrijver zijne achteruitstelling bij den Amboinees". Hij somt daarbij tal van materieele grieven op, n.l. de halve verstrekking van schoenen (alléén op geneeskundig certificaat)het verschil in premiën bij en- en reëngage- menthet verschil in gewone soldij en verhoogde soldij de bevoorrechting van amboineesche vrouwen en kinderen voor wat betreft de verstrekking van rijst en zout na zesjarigen dienst; het verschil in bezoldiging van den Amb. en den Jav. maréchaussee, die dezelfde goede diensten verrichten; het verschil in toelage bij de medaille voor Moed en Trouw; het verschil in marschvoeding indemniteit; het verschil in gagement na vijf en twintig jaren effectieven dienst; het verschil in hospitaaltoelagen en het verschfl in verpleging in het militair hospitaal, voor wat betreft de afdeeling, waarin zij als lijder ondergebracht worden (een Jav. sergeant in de 4e een Amb. fus in de 3e, een Amb. sergeant in de 2e afd.verschil in klasse bij reizen aan boord van particuliere stoom- en zeilschepenen eindelijk het verschil in bepalingen omtrent heerendiensten voor beide landaarden na hun diensteindiging. Een heel lijstje grieven, waarin ook wij eene verbetering dringend noodzakelijk achten. R. neemt als vaststaand feit aan, dat de Amboinees zoo gelijkgesteld is met den Europeaan, omdat hij Christen is en daardoor een geheel ander wezen is geworden, eene meening die wij volstrekt niet kunnen deelen. Door de zending nu zou hij van den Javaan hetzelfde willen maken als van den Amboinees en hij gaat zelfs zoover met te beweren, dat men, indien het gelukt is den Javaan Christen te maken, veilig den buiten lander zal kunnen missen om onze koloniën te verdedigen, ja zelfs het Hollandsche element ontberen en alleen volstaan met Hollandsche officieren en onderofficieren of zelfs met de eersten alleen. Het spijt ons voor den schrijver, die met den gloed eener heilige over tuiging zijne denkbeelden uiteengezet heeft, dat wij deze niet kunnen onderschrijven Het onderwijzen van de Javaansche taal aan aspirant-officieren en aan Europeesch kader, het doen plaats hebben van hef onderricht zoowel aan recruten als aan geoefende manschappen zooveel doenlijk in de lands taal en het behandelen van den Inlander op gelijken voet als den Am boinees, deze voorstellen verdienen warme belangstelling. Maar hoewel wij onmiddellijk toegeven, dat in die richting nog veel kan en moet ge- I. M. T. 1908. oo

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 529