552 Legt men opheldering en beveiliging in één hand, dan moet daarvan het gevolg zijn, dat of de resultaten van den eersten dienst den troepencommandant te laat bereiken, of de veiligheid der colonne onvoldoende verzekerd is. Daarvoor is o.i. het opdragen der gelijktijdige vervulling van beide diensten aan één afdeeling alleen dan gewettigd, wanneer de omstandigheden daartoe dwin gen t. w.: lo. Wanneer na aftrek van de voor de rechtstreeksche be veiliging benoodigde krachten er slechts zoo weinig cavalerie overblijft, dat het onverantwoord zoude zijn dit zelfstandig voor de opheldering aan te wenden. 2o. Wanneer het karakter van 's vijands strijd en de moeilijk heden van het terrein van dien aard zijn, dat men „ueberhaupt" zijne cavalerie niet de voor eene tijdige opheldering noodige vrij heid van beweging kan verleenen x). Betreffende den strijd tegen den I. V. meent de heer B. dat: „men het met hem eens zal zijn, dat bereden infanterie beter „voor het werk berekend zal zijn, dat thans cavalerie op expe- „ditiën zal moeten verrichten" en zulks omdat: „tegen den I.Y. „hoogere rijschool en schok op den achtergrond treden en ver- hooging van zelfstandigheid van vooruitgeschoven afdeelingen „zeer gewenscht is". Yoor die rijkunst en schok verwijzen wij naar onze beschouwingen over het gebruik onzer ruiterij tegenover den B. V., die ook hier van toepassing zijn. Wat aangaat de grootere zelfstandigheid van bereden infanterieaf- deelingen, eene wedervraag. Zoude de zelfstandigheid onzer maréchaussée verhoogd worden door hare voorliefde voor den strijd met het blanke wapen te onderdrukken en haar weder het juister schietende infanterie-geweer te geven? Precies het zelfde wil de heer B. met cavalerie doen. Hij wil hare beweeg lijkheid in het terrein gaan beperken, haar élan en haar ver trouwen in den strijd met het blanke wapen dooden, en haar in stede van deze kostbare eigenschappen een vuurwapen met grootere dracht geven 2). 1) Het bezigen der geheele cavalerie in o^ helderenden zin is o i. tegenover den I.Y. alleen in zeer bjjzondere omstandigheden geoorloofd. 2) Men meene niet, dat wij ons ook partij stellen tegen een gebruik van bereden-in-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 574