553 In het vorenstaande hopen wij te hebben aangetoond, dat voor onze ruiterij zoowel in den strijd tegen den B. V. als tegen den I. Y. een loonende, ja onmisbare werkkring is weggelegd, een werkkring welke zoo karakteristiek cavaleristisch is, dat zij niet door bereden of wielrijdende infanterie kan worden vervuld* Wel kunnen dergelijke afdeelingen als steun aan de cavalerie worden toegevoegd, niet om zooals men veelal oneigenlijk zegt hare vuurkracht te verhoogen, doch om haar in staat te stellen zooveel mogelijk krachten te kunnen wijden aan de taak, waarvoor alleen zij, onder alle omstandigheden, geschikt is. Bereden infanterie toch, blijft infanterie, d. w. z. een wapen, dat werd opgevoed in het beginsel, in het vuurwapen haar hoofdkracht te zoekenzij kan hare meerdere beweeglijkheid aanwenden om dat vuurwapen sneller te bestemder plaatse te brengen, doch zij blijft hoe men haar peil ook opvoere een brekebeen, indien men van haar vraagt te doen wat der cavalerie is. Dit erkennende, dan geve men onze cavalerie wat zij noodig heeft om hare oorlogstaak naar behooren te kunnen vervullen x). Yóórdat men maatregelen neme om den strijd te kunnen volhoudentreffe men die, welke noodig zijn om hem onder gunstige voorwaarden te kunnen aanvangen Yóórdat men tijd en geld en kracht bestede aan het inrich ten van eene reduitstelling, make men zijne ruiterij voor hare taak berekend; hier immers ligt het begin, niet daar. K. W. Rauh. fanterie patrouilles als door den Heer Siebelhoff geschetst (Een en ander over bereden int.- patrouilles tegenover den I.Y. (I M.T. 1907 No; 7); integendeel juichen wij die han dige improvisatie gaarne toe. Dergelijke bereden afdeelingen moeten echter ter plaatse geïmproviseerd worden, daar waar aan het blijvend behoud te velde van cavalerie te groote kosten verbonden zouden zijn. 1) Wij hopen in een volgend artikel hierop terug te komen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 575