39 Bijlage III. Oefening op 11 Oct. 1906. Doel cler Oefening: A. Aantoonen deelen van den juistsnellen aanslag in ver- gelijking niet het vuren, waarbij onbeperkten tijd tot na richten is toegestaan. B. Tot op welken afstand spreken zich deze deelen uit? Tot bereiking van het beoogde doel werden in één linie op gesteld 50 val&orsischijven met onderlingen afstand van 1 M. midden op midden. Dit doel werd onder vuur genomen door 50 schutters op afstanden van 600, 800 en 1000 M. Op de verschillende afstanden werd achtereenvolgens: 1 min. langzaam vuur afgegeven met onbeperkten tijd tot narichten en daarna 1 min. juist en snelvuur. Te voren was den schutters medegedeeld, dat bij het langzaam vuren men zich te beijveren had zijn schot gericht af te geven, het doel juist op den korrel te nemen, langzaam en bedaard door te drukken. Bij het juist en snelvuur daarentegen moesten de schutters onmiddellijk nadat het geweer in den aanslag was gekomen het schot afgeven en dus zuiver juist-snelle aanslagen doen. Verondersteld werd dat men zoodanig onder physieke en moreele invloeden was dat van narichten geen sprake was. Op een vraag door een schutter gedaan of mogelijk slechte aan slagen mochten worden verbeterd, werd ontkennend geant woord. Er werd op aangedrongen, dat volstrekt niet ra-gericht mocht worden, aangezien het er op aankwam te doen uitkomen welke aanslag vaardigheid de schutters hadden en hoe die c.q. tot haar recht zoude komen. 113)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 57