564 heeft op de samenstelling zijner brigade, eene opvatting, die weinig strookt met de verantwoordelijkheid aan de betrekking verbonden en met de mondigheid, die een dergelijke autoriteit geacht mag worden te bezitten. Art. 3 I. D. Cn., als ware het een vervolg op art. 14 en 19 R. I. D. 1), ontbreekt in de I. B. Cn. De korpscommandanten, hebben dus geen controle boven zich dan die van den wapen chef, die al spant hij zich nog zoo in, niet dan slechts sporadisch kan komen kijken, 't Is waar, de B. C. kan naar de menages zien en naar de legering en nog meer nevenzaken maar met de zorg voor de strijdvaardigheid der samenstellende deelen heeft hij geen directe bemoeienis, van eenheid in opvatting dus geen sprake. Iedere korps-commandant is daarin vrij en alleen verantwoor delijk aan zijn wapenchef. Wat blijft er op die wijze van de hoogere troepenleiding over. De functie van Br. C. is nu zoo gemaakt, dat alleen eenige kennis van hoogere bevelvoering wordt geëischt, bevelvoering in tactischen zin wel te verstaan; voor al het overige zorgen andere organen. Hij is de drijver van een ingewikkelde machine, niet de zaakkundige en verant woordelijke machinist. Artikel 14. De kapitein is voor alle3 wat zijne compagnie betreft, verantwoordelijk aan den commandeerenden officier. Overeenkomstig de bestaande wetten, reglementen en voorschriften commandeert, oefent en beheert hij zijne compagnie als tactische en administrative eenheid. Het handhaven van de krijgstucht zoomede de oefening, de verpleging, de teuue van de officieren en minderen, de goede staat van wapening en kleeding en het onderhoud van de voorwerpen bij de compagnie in gebruik, moeten ten allen tijde het onderwerp van zijne bijzondere zorgen uitmaken. Artikel 19. De korpscommandant is verantwoordelijk voor alles wat het korps betreft. Hij oefent over het korps een volkomen gezag uit, ten einde de onderscheidene regle menten en voorschriften, zoomede de van hoogerhand gegeven bevelen daarbij te doen opvolgen. Zijn wijzigingen of veranderingen noodig, dan stelt hij die aan zijn onraiddellijken chef voo.*; in geval de omstandigheden niet toelaten de beslissing af te wachten, is hij bevoegd de noodig geachte wijziging of verandering onder nadere goedkeuring in te vc eren. Zijn hoofddoel moet zijn de officieren, vooral de jongeren, te vormen, hen, zoowel als het kader, te leeren ten volle de verantwoordelijkheid te dragen, aan hun rang of graad verbonden en hen op te leiden tot verantwoordelijke aanvoerders.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 586