- 580
stenstrook (overschietende deel) 3, rompenstrook (overschieten-
d.6 dGöl) 4.
Elk schot krijgt dus zijn eigen cijfer, de opteekenaar weet
in welke strook een schot is gevallen en de man leert gauw
genoeg welk cijfer voor hem geldend is (op de koppen schietende
alleen tweeën, op de borsten tweeën en drieën en op de rompen
tweeën, drieën en vieren).
Wel is waar moet nu de gegradueerde, na de aanwijzing van
de plaats van elk schot, ook het daarbij behoorende cijfer aan
wijzen, maar dat is van geene overwegende beteekems^ want
om thans eene duidelijke aanwijzing te geven moet h;j toch
telkens na elke aanwijzing de aanwijsstok tot beneden de aan-
wiisschijf laten zakken, om te laten zien hoeveel schoten getroffen
hebben. Doet hij dit niet, dan kan men het aantal aanwijzingen
niet tellen als de schoten dicht bij elkaar liggen. Liggen e
schoten echter verspreid, dan is de thans bestaande aanwijzing
gemakkelijk te volgen door de beweging van den aanwijsstok
maar niet ik herhaal het - als de schoten bij elkaar zitten
en wel allen in het zwart of wit.
8 36 Als het waar is wat ons 6 van het aanhangsel leert
namelijk „dat de opslaghoek bij hetzelfde geweer zich in den
loop der tijden dikwijls aanmerkelijk wijzigt", vraag ik mij af,
is het dan wel juist ingezien om den schutter 5 schoten te
laten doen zonder dat hij zijn mikpunt kan wijzigen, want het
zou toch een groot toeval zijn als de afwijking bepaald werd
met het geweer of één der geweren, dat een, in den loop der
tijden, aanmerkelijk gewijzigden opslaghoek heeft.
De wijziging van den opslaghoek van die geweren wordt met
vermeld als bezwaar op bladzijde 58 en 59 van de voordracht
van kapitein Lamberts in de Ind. Krijgsk. Yereeniging en van
de op die bladzijde 59 en 34 en 51 van ons S. V. vermelde
afwijking; tengevolge van weersinvloeden zal wel nooit veel
bemerkt worden op afstanden, waarop de enkele man schiet.
Tot noa toe wij hebben een maand geschoten, bij feilen
zonneschijn, bij bewolkte lucht en ook bij lichten regen-heeft
steeds de onderwijzer op eiken afstand kunnen melden „geen
afwijking". Dit geschiedt ook met een normaal wapen, doch
ik heb het juist over een abnormaal geworden geweer.