595
De schijfbeelden liggen voor me, zegt de Heer Blok, die uit
wijzen, dat schutters met kleiner breedtespreiding minder tellende
treffers hebben, dan schutters met grooter breedtespreiding,
terwijl alle treffers in de strook vallen.
Zooals de zaak door den Heer Blok wordt opgevat, die treffers
in de drie figuren doet tellen, zou ik zoo zeggen: „das stimrnt
auffallend Bestaat er echter wel reden voor deze opvatting
Heeft de redactie van de opmerking van 35 er schuld aan?
Ik meen van niet, want er staat, dat de treffers gelden in de
figuur.
Men zou met den Heer Blok mee kunnen gaan, indien er had
gestaan „in de figuren."
Bij het vuren op een bepaald doel, moet de man zijne tref
fers brengen in dat doel. Dit is een eisch, die men hem bij
de individueele opleiding moet stellen.
En daarvoor moet hij zijne fouten leeren beperken niet alleen
in de hoogte, maar evenzeer in de breedte.
Laten wij vooral niet tornen aan de juistheid van het schot!
Ik meen, dat in de grondbeginselen der schietopleiding (zie
„Inleiding" S. Y.) daarop voldoende de aandacht is gevestigd
en dat daaraan ook de hand is gehouden bij het uitwerken
van het voorschrift zelf.
Welke bedoeling hebben de oefeningen van 29, waar (zie
blz. 29, le alinea) op het touw mikpunten worden aangebracht,
anders dan om den man de fouten in de breedte te leeren be
perken
Zou men nu, waar deze oefeningen aan het schieten voorafgaan,
hij dat schieten den man vrijheid geven, om zijne schoten te
verspreiden over een breedte van 2 M., de breedte van de
strookschijf
En dan, het eischen van treffers in het op zich zelf staande
doel houdt niet verband met het feit, of de man in het gevecht
al dan niet voor het geval zal komen, zoo'n doel zelfstandig onder
vuur te nemen. Heelemaal niet!
Het is bij de individueele opleiding het a.b.c. van het schieten.
Het is het middel tot het doel n.l. het vormen van betrouw
bare schutters.
„Het komt mij voor, zegt de Heer Blok, dat ons S. V. van