600
Het herhaaldelijk „herhalen der aanwijzing" hoeft niet meer
voor te komen.
Wat het zich wijzigen van den opslaghoek bij hetzelfde
geweer betreft, werd mij aan de Hembrug het volgende geleerd.
In facto wijzigt de opslaghoek zich niet; in de meeste geval
len is het kromtrekken van het ladehout oorzaak, dat men
abnormale ligging van de trefpunten waarneemt.
Om dit te demonstreeren werden met van den troep ter
reparatie ontvangen geweren, op 50 M. beelden geschoten. Ver
toonde zoo'n beeld vrij groote afwijking der trefpunten, zoo werd-
niet dadelijk tot korrelwijziging overgegaan. Het geweer ging
met het trefferbeeld naar een wapencontroleur begrijpelijker
wijze een zeer ervaren werkman die het geweer uit elkaar nam
en al gauw kon constateeren of er sprake was van een krom
trekken van het ladehout.
Was dit het geval, dan werd aan den binnenkant van de
lade b. v. wat hout weggenomen, het geweer in elkaar gezet
en opnieuw beeld geschoten. En met succes
Toen mij deze na jarenlange praktijk opgedane ondervinding
werd verkondigd, was ik begrijpelijkerwijze eenigszins wan
trouwend, aangezien ik mij moeilijk kon losmaken van het in
6 „Aanhangsel" vermelde. Daarom was ik tegenwoordig bij
ontvangst van geweer en schijf beeld, keek toe op de verrichtingen
van den controleur en woonde ook weer het beeldschieten met
het herstelde geweer bij.
Men zou kunnen opmerken, dat geen ladehout gebruikt had
mogen worden, dat niet uitgewerkt had, of, zooals de „terme
technique" naar ik meen luidt, „winddroog" was. Echter, de
nood brak wetten. Want toen onze wapens M. 95 werden
ingevoerd, waren de meeste Europeesche rijken ons reeds voor
gegaan met de invoering der kleinkaliber wapens. De vraag
naar ladehout was in die jaren dus schrikbarend groot, met
het gevolg, dat de notenbosschen werden geplunderd en men,
om aan die vraag te voldoen, laden leverde, die niet uitgewerkt
hadden.
Ik herinner hierbij aan het feit, dat het bestaan van een
trillingshoek bij de tegenwoordige kleinkaliber wapenen iets