626 weven van een schema of beschrijving in dezen, waarmede voor de oe fening de volle vrijheid gewaarborgd is en elke wijze van terreinwinnen, mits slechts tot het doel voerende, toegestaan is. In dezen geest wordt b.v. sedert meerdere jaren gehandeld bij het 18e Legerkorps, waarbij reeds den len Mei 1906 een compagnie op het exercitieterrein voor den Keizer een aanval uitvoerde in den zoogenoemden „robbensprong", een soort van afwisselend voorwaarts schuiven in liggende houding over een manslengte, zonder het vuur te onderbreken. Voorbeeldig moet ook geweest zijn de wijze, waarop de Boeren bij een hunner weinige aan vallen in dezen handelden, namelijk een voortdurend voortschuiven van enkele schutters met benutting van elke dekking en onder doorloopend vuren. (Zie Kriegsgeschiehtlichen Einzelschriften, afl. 33 bldz. 69). De indruk van dit optreden moet volgens mededeeling van een ooggetuige zoo dreigend en indrukwekkend geweest zijn, dat de aanbevallen, anders zoo dappere Engelschen geheel de kluts kwijt raak ten °en zich overgaven toen de op onverklaarbare wijze naderbij komen de vurende massa nog 400 M. van hen verwijderd was. Dit geeft zeker te denken en daarom moet ook elke poging ter opwekking in dezen met vreugde begroet worden. Een groote fout zou het echter zijn om in het voorwaarts kruipen of schuiven het universeel middel voor het toekomst- bevecht te zoeken, en zal het altijd maar een hulpmiddel blijven om voorwaarts te komen waar zulks op een andere wijze niet mogelijk is. Waar en wanneer de noodzakelijkheid hiertoe bestaat, blijkt duidelijk uit de meesterlijke schildering van de Fransche aanvallen in Hoppenstedt's werk „Schlacht der Zukunft"- Wat betreft het tweede deel van het artikel van Brandenburg „Ingraven tijdens het gevecht" wensch ik als bewijs hoe ook in deze richting in de laatste jaren gewerkt wordt, aan te voeren een artikel in het M. W. 1905 44, waarin gezegd wordt: nDo oefening van onze infanterie in het gebruik van de schop is onvoldoende voor de nieuwere omstandig heden, zij neemt bij de geheele oefening slechts een zeer geringe plaats in en'geheele manoeuvres verloopen, zonder dat de man zijn pionierge reedschap anders dan voor inspectie uit het foudraal genomen heeft". Dat is 24 jaar geleden geschreven. Sedert hebben wij het nieuwe exer- citiereglemënt en een nieuw pionier voorschrift gekregen, de toestanden zijn beduidend ten goede veranderd en nergens in het leger komen ze meer voor als hierboven bedoeld. In hetzelfde artikel lezen wij verder: De draag- en bevestigingswijze van ons pioniergereedschap is tegenwoordig onpraktisch, van daar deels de vrees om die te gebruiken. Hierin moet naar verandering gestreefd worden. Zoolang de schop niet even vlug ter hand genomen en weder opgeborgen kan worden als het zijdgeweer, is het geen wapen, maar bal last De schop is echter wel een wapen; wat voor onze voorouders het schild was, dat is voor de strijders van heden de schop, het goede o-ebruik van dit schild verzwakt den aanval niet, maar versterkt hem. De schop in haren tegenwoordigen kolenschopachtigen vorm is niet meer volgens den tijd, zij bewijst in eenigszins weerstandbiedenden grond onvoldoende diensten en is een moeilijk te hanteeren en vermoeiend instrument. Evenzoo is de draagwijze verouderd en ongeschiktzij laat geen bliksemsnel ter hand nemen en weder opbergen toe. Ik heb in dit opzicht meerdere proeven genomen, op grond waarvan ik voorstel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 648