629
kennis en geoefendheid, zijn voorbeeld en zijn belangstelling in het wel
zijn van den troep, vertrouwen en aanzien behoort te wekken. De be
langstelling der manschappen moet opgewekt en haar plichtgevoel ont
wikkeld worden. Den onderaanvoerders moet bij de opleiding zelfstan
digheid worden geleerd.
Als grondbeginsel voor eene opleiding tot goed soldaat, geldt als eerste
eisch, dat de zorgvuldige africhting van den enkelen recruut een ver-
eischte is voor zijn bruikbaarheid in het gevecht. In vergelijking met
het oude reglement heeft het nieuwe in dit hoofdstuk aanmerkelijke
verkortingen en vereenvoudigingen ondergaan, die meer tijd beschikbaar
doen komen voor de hoofdzaakde opleiding tot het gevecht. Het exer-
ceeren bepaalt zich tot de voor den marsch en het gevecht onmisbare
oefeningen.
In tegenstelling met de hoofdstukken handelende over de exercitiën,
heeft het gedeelte over het gevecht eene grondige uitbreiding ondergaan
en is geheel op de hoogte van den tegenwoordigen tijd. De Infanterie
als hoofdwapen valt de hoofdrol in het gevecht ten deel. Samen met
de Artillerie tracht zij in het vuurgevecht het overwicht op den tegen
stander te verkrijgen. Alleen de aanval brengt tot beslissenden uitslag.
Alle onderhebbenden moeten doordrongen zijn van den wil van den
hoogsten aanvoerder. Aan de onderaanvoerders is de keuze gelaten,
hoe de gegeven opdrachten uit te voeren. Deze zelfstandigheid legt den
onderaanvoerders de plicht op om in gevallen, die door den bevelgever
niet konden worden voorzien of wanneer bevelen uitblijven, zelfstandig-
te handelen. Niet terugdeinzen voor eigen verantwoordelijkheid en drang
tot zelfstandig handelen worden als de beste eigenschappen voor den
aanvoerder geschetst.
Een afzonderlijk hoofdstuk handelt over de verhouding van aanvoer
der en troep in het gevecht en verder de grondslagen voor het bevelen,
waarbij als iets nieuws aan te merken valt, dat de aanvoerder zijne
handelingen niet van die des vijands afhankelijk mag stellen. Hoe dik
wijls hoort men bij manoeuvres niet de verontschuldiging, dat men on
voldoende gegevens omtrent den tegenstander had verkregen. De
grondslagen voor de bevelvoering, de verkenning gedurende het gevecht
en het overbrengen van berichten worden hier in het kort behandeld.
In het hoofdstuk handelende over de indeeling der troepen tot het
gevecht, een der gewichtigste zaken in de gevechtsvoering, is aan het
tactische inzicht der aanvoerders een grootere vrijheid gelaten. De
beginselen voor den opinarsch tot het gevecht zijn hierin vastgesteld.
Lange marschcolonnes worden door het zijwaarts uitbrengen harer on-
derdeelen in meerdere kleine marschcolonnes opgelost en deze in de
strook, waar haar gevechtslinie zal komen, geleid. Na het oplossen der
troepenafdeelingen worden de vuurlinie en de reserves gevormd. De
moderne opvatting, om de gevechtskracht over een onafzienbaar gevechts
front te versnipperen, wordt in het voorschrift bestreden en behoort de
frontbreedte voor elke afdeeling zoodanig te worden afgemeten, dat die
ruimte voldoende kan worden bezet, opdat ook in het verder verloop
van het gevecht een werkzaam vuur kan worden onderhouden. Daar
entegen wordt eveneens betoogd, dat het afkeuring verdient het ge-
vechtsveld met al te dichte tirailleurliniën en talrijke daarachter opgestelde
reserves te overvullen. Als norm yoor de, door eene aan beide zijden