- 644 Een officier, die recht heeft op verlof, moet zulks langs den hiërarchieken weg aan den Gouverneur-Generaal vragen; doch met een verzoek om met eene bepaalde bootgelegenheid te vertrekken, wordt géén rekening gehouden. Aangezien men tegenwoordig dikwijls al ruim een jaar te voren plaatsen aan boord moet bespreken om een fatsoenlijke hut te krijgen, en aangezien de verzoeker niet weet, wanneer hij zijn verlof besluit in handen zal krijgen, geeft zulks in de praktijk meermalen aanleiding tot onaangename- moeielijkheden. Immers hij moet zijn verzoek om verlof op zoodanig tijdstip indienen, dat hij antwoord zou kunnen krijgen 8 dagen of korter vóór den dag, waarop hij zich moet inschepen, om met de, door hem gewenschte boot te kunnen vertrekken. De aspirant-verlofganger moet dus schatten hoeveel tijd kan verloopen tusschen de indiening van zijn verzoek en de ontvangst van het antwoord, welke tijd afhankelijk kan zijn van allerlei omstandigheden, die hem, vooral op de buitenbezittingen, onbekend zijn. Hij hangt dus af van het toeval en maakt een hoogst onaangenamen tijd van spanning door. Komt het verlofbesluit vroeger dan hij verwachtte, dan moet hij vertrekken met een boot, waarop geen p'aatsen voor hem werden gereserveerd, of indien hij wacht op de boot, waarop hij plaatsen besprak, loopt hij kans op financieel nadeel, want het verlofstraktement gaat in op een datum, die ook weer afhangt van den datum, waarop hij het verlofbesluit ontvangt. Komt het besluit later dan hij verwacht heeft, dan kan hij op eigen kosten telegrafisch verzoeken hem de beschikking op zijn rekest mede te deelen, hetgeen dan natuurlijk altijd geschiedt; derhalve weer onnoodige onkosten. In dat opzicht zegt inzender staat dus de officier achter bij den civielen ambtenaar en bij den militair, die zonder verband dient, want die hebben wèl het recht, aan te geven, met welke bootgelegenheid zij naar Nederland wenschen te vei trekken. Volgens schrijver mocht men vroeger wèl vermelden op welken datum men wenschte te vertrekken; er is toen eens een moeielijkheid uit voortgekomen en, instede van den delinquent te treffen, heeft men echt bureaucratisch eenvoudig den officieren verboden in het vervolg een datum aan te geven. Bovengeschetste moeielijkheden zouden op zeer eenvoudige wijze kunnen, worden ondervangen door bij verlofaanvragen van officieren, evenals van civiele ambtenaren, rekening te houden met den datum waarop zij wenschen te vertrekken en hen daarna te verplichten, zich naar de inschepings plaats te begeven; niet binnen een bepaalden termijn na ontvangst van het verlofsbesluit, doch binnen een bepaalden termijn vóórdat de boot, waarmede zij naar Nederland wenschen te vertrekken, uit de haven van vertrek afvaart. Deze maatregel zou het land niet meer kosten en door de officieren op hoogen prijs worden gesteld. Daartoe zal eenige wijziging noodig zijn van de A. O. 1904 No 151, van 19 van het tarief No. la en van art. 41a der „Regelen voor alleen reizende militairen".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 666