651
zullen zitting nemen, treedt er echter een na twee, een ander na vier,
een derde na zes en de vierde na aoht jaren zitting af.
Het tijdstip van aftreden van ieder hunner wordt door het lot bepaald.
Art. 6. De Kaad bestaat uit 3 afdeelingen.
De eerste afdeeling komt samen, wanneer het aangelegenheden betreft,
welke de alyemeene defensiebelangen raken.
De tweede afdeeling vergadert ter behandeling van aangelegenheden,
uitsluitend de landmacht betreffende, en de derde afdeeling ter
behandeling van aangelegenheden, welke alleen op de zeemacht be
trekking hebben.
De betrokken minister of ministers bepaalt of bepalen bij het vragen
van advies van welke afdeeling van den Raad dit verlangd wordt.
Art. 7. In de eerste afdeeling hebben alleen zitting de in art. 4 onder
et, b, c, clen g, vermelde leden, tenzjj Onze minister van oorlog
of marine hef in eenige bijzondere omstandigheid wenschelijk mocht achten,
dat aan de behandeling van eenige aangelegenheid mede door een of meer
der overige leden van den Raad wordt deelgenomen.
In de tweede afdeeling hebben zitting de leden in art. 4 onder a, b
en c, genoemd, voorts, zoo noodig, een of meer der onder h genoemde
leden, waaromtrent voor elk bijzonder geval Onze minister van oorlog
beslist, benevens twee der vier onder g aangeduide niet militaire leden,
zullende door Ons nader worden aangewezen, wie die twee leden zijn.
In de derde afdeeling hebben zitting de leden in art. 4 onder d, e, f
en i genoemd, benevens de niet militaire leden, die niet in de tweede
afdeeling zitting hebben.
Art. 8. De ministers van oorlog en marine hebben beiden het recht
de vergadering van de eerste afdeeling, de minister van oorlog om die
van de tweede afdeeling en de minister van marine om de vergadering
van de derde afdeeling van den Raad bij te wonen.
Art. 9. Makeu de ministers van oorlog of marine van dat recht
gebruik, dan zijn ze voor zoodanig geval voorzitter en stemgerechtigd
lid van de betrokken afdeeling van den Rand. Ingeval de ministers van
oorlog en marine tegelijkertijd eene vergadering van de eerste afdeeling
bijwonen, zijn ze beiden stemgerechtigd lid en woidt het voorzitterschap
van de afdeeling bekleed door den oudste in leeftijd der twee ministers.
Art. 10. Als de ministers van marine of oorlog de vergadering eener
afdeeling van den raad niet bijwonen, wordt het voorzitterschap der af
deeling bekleed door het hoogst in rang en anciënniteit aanwezige mili
taire lid der afdeeling.
Art. 11. Aan den raad worden als secretarissen toegevoegd een subal
tern officier van de landmacht en een subaltern officier van de zeemacht,
respectievelijk door onzen minister van oorlog en van marine aante-
wijzen.
Art. 12. Bij vergaderingen der 1ste afdeeling van den raad fungreren
de beide in artikel 11 genoemde secretarissen, terwijl bij de tweede en
de der.ie afdeeling de in artikel 11 genoemde subalterne officieren van
land- en zeemacht respectievelijk dienst doen.
Art. 13. De afdeelingen van den raad zijn bevoegd om briefwisseling
te voeren met alle autoriteiten onder de departementen van algemeen
bestuur ressorteerende en om die autoriteiten uittenoodigen een of meer
der vergaderingen van eenige afdeeling bijtewonen tot het geven van