653 hervormingen, omdat haar leden opgegroeid zijn in het bestaande sys teem en allicht juist aan conscientieuse toepassing van dat stelsel voor een zeer groot deel de vervulling van den hoogen rang danken, welke hun zitting geeft in het college in één woord een college, dat voor bestemd schijnt te worden een vijfde rad aan den wagen, een sta-in-den-weg. De Residentiebode denkt er anders over en heeft zich herhaalde lijk afgevraagd, hoe men een zoodanigen Raad zal instellen, die iets beteekent, zonder aan de ministerieele verantwoordelijkhei d, in de Grond wet vastgelegd, afbreuk te doen. Het blad schrijft onder meer: Of wel die verantwoordelijkheid wordt tot niets teruggebracht, of wel de Raad van Defensie beteekent niets. Bij nader inzicht gelooven wij toch, dat hier ni t al te zeer op theorie moet geacht worden, maar dat men meer op de gedienstigheden, op de inschikkelijkheid der practijk zal behooren te letten. Yast staat bij ons, dat de ministerieele verantwoordelijkheid ongerept moet blijven. En nu willen wij gaarne erkennen, dat een minister van Marine of van Oorlog, die niet slechts een karakter is, maar ook de gave bezit wat hij wil aan anderen duidelijk maken, 'n zeer grooten invloed op onzen Raad van Defensie zal uitoefenen. Doch wij vragen: Wat nood? Wij zien karak ters gaarne aan het bewind. Met name bij ons te lande, waar een over moed zoo die speelsch mocht worden zeer spoedig door den parle mentairen invloed in het daarnaast huppelaude parlementarisme zou gefnuikt worden. Maar zoo de kracht, die van mannen van karakter uit gaat, zich tot flink aanpakken onder gewaarborgde controle der wetgevende macht beperkt, dan kunnen wij ons daar allerminst onheilen van voorstellen. Men zal zeggen: dan is er geen Raad van Defensie noodigToch wel, luidt ons wederwoord, want die Raad zal nog in vele gevaben defensie ministers terughouden van meer dan noodzakelijk verandering brengen in hetgeen door voorgangers was voorbereid en geregeld. Is daarentegen de bewindsman aan het militaire departement met minder karakter en beleid toegerust, dat van hem verwacht was, toen hij tot een portefeuille geroepen werd, dan zal een Raad van Defensie in dubbele mate diensten bewijzen. Dan zal hjj den zwakkeling of den sterke die alleen de gave miste zijn inzicht aan anderen mede te deelen er voor behoeden aan den leiband van enkele drijvers of eerzuchtigen te loopen of speelbal te worden van een der beide Kamers. Wij voor ons deelen meer de zienswijze van de Arnhemsche Courant en twijfelen er sterk aan of deze raad geeft, wat de Heer de Savornin Lohman in de avondzitting van 20 Dec. 1907 van de Tweede Kamer er van verwachtte. (Zie Bladz. 294 afl. 3.) Maar één ding heeft ons getroffen en wel dit, dat aan de defensie- belangen van de koloniën en bezittingen in andere werelddeelen in het geheel niet is gedacht. Aan den Raad ontbreekt èèn afdeeling en dat is die, welke de belangen van de verdediging van Red.- Oost- Indië behartigt. Of kan het Neder land nitts schelen, wat er met dat gebied gebeurt?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 675