52
Toen ik dan bij de compagnie kwam, moest ik al dadelijk bij
den hoofdman komen met mijn „Leiddraad voor Opleiding en
Oefening der Infanterie".
De andere heeren konden wel wegblijven, die wisten 'tal
een goed principe, vind je niet; de menschen niet vervelen met
dingen, waarvan je de zekerheid hebt, dat ze 't heusch al weten
en begrijpen.
't Zal 't beste zijn, dat ik den dialoogvorm gebruikdat lijkt
me de duidelijkste manier om weer te geven, wat er alzoo
gezegd is geworden.
Kap. N.: „Wilvoort, ik wilde graag, voordat je met je dienst
bij de Compagnie begon, eens een enkel woordje met je spreken,
in de hoop je een idee te kunnen geven van de wijze, waarop
bij mijn compagnie gediend wordt, en ik meen dat niet beter
te kunnen doen, dan eens enkele gedeelten uit de pas verschenen
„Leiddraad voor opleiding en oefening der Infanterie" met je
te behandelen.
Heb je dat boekje al eens ingezien"?
Ik: „Ja, zeker, Kapitein".
Kapt. N.: „En hoe vind je 't?"
Ik: „Een pracht-voorschrift, kapitein; 'tis alleen maar zoo
jammer, dat
Kap. N.: „Nou, zeg 'tmaar"!
Ik: „Dat 'tsoms wel lijkt, als of dat heele voorschrift niet
bestaat".
Kap. N.: „Zoo, jeugdige makker, is dat reeds je ervaring
geweest? En 't boekje is pas uitgekomen; hoe kan je die
ondervinding dan al hebben opgedaan"?
Ik: „Ach, Kapitein, ik heb nu eigenlijk't oog op't „Voorschrift
voor 't houden van oefeningen bij de Infanterie", dat wij hadden,
vóór dit boekje uitkwam, en dat denzelfden geest ademde als
deze Leiddraad".
Kap. N.: (glimlachend): „Nu, nu, niet zoo somberlaat.ons
nu eens zien, wat wij ervan kunnen maken (weer ernstig):
Sla eens op, eerste bladzijde onderaan„De pelotons- en sectie
commandanten zijn respectievelijk aan hun Comp.- en Pel. Ct. voor
de geoefendheid hunner onderafdeelingen verantwoordelijk, in zoo
verre zij met de leiding der oefeningen zelfstandig worden belast".