11 „roemrijk Indisch leger", zooals de officieren het noemen als zij in toast en fuifstemming zijn. Dat de Indische maatschappij met zooveel min achting op den koloniaal neerziet, daar kan de Regeering niet veel aan doen, de bourgeois-maatschappij in Indië yolgt haar eigen weg. Maar dat het Gouvernement zoo handelt met die soldaten, waaraan het per slot van rekening alles te danken heeft, is niet alleen onbegrijpelijk, maar ook zeer ondankbaar. Het is den Minister toch ook bekend, dat hij geen dag meer heerscher zou zijn, wanneer hij niet op dat leger kon vertrouwen. Al was het dan niet om iets anders, het zou reeds een bewijs van gezond verstand zijn, als men zorgde, dat er niet veel redenen zijn tot ontevredenheid. Tot slot een enkel woord over den toestand der onderofficieren. Ik heb met genoegen in de Memorie van Antwoord gelezen, dat er naar uit breiding en verbetering van het logies wordt gestreefd. Laat de Minister zorgen, dat ook de onderofficieren een toelage te velde krijgen. Ze is er voor de officieren en voor de hoogste onder officieren, laat ze er ook voor de anderen zijn; ze hebben dan meeruit gaven en staan aan groote gevaren bloot. En dan kan de Minister ook hier misschien wat aan doen. Het heeft ontstemming gewekt, dat de soldijverhooging, die de Kamer heeft goed gekeurd, op 1 April inging, in plaats van, zooals men meende en ook de Kamer verwachtte, op 1 Januari. Het zal voldoende zijn, om even aan deze punten te herinneren, alsook aan het verzoek, reeds zoo dikwijls ingekomen, om vrij vervoer te geven ■voor meer bagage dan de 30 K. G., die onvoldoende zijn. De heer van Duymaer van Twist: Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch over een paar punten, welke in de stukken zijn behandeld, enkele opmerkingen te maken. In de eerste plaats de werving. Wanneer men vergelijkt hetgeen in het Koloniaal Verslag voorkomt met wat de Minister in de Memorie van Antwoord zegt, dan komt men onwillekeurig tot de meening, dat hier iets niet klopt. Uit het Koloniaal Verslag spreekt een geheel andere toon dan uit de Memorie van Antwoord. Heet het in het Koloniaal Verslag, dat de resultaten der werving nog weinig bevredigend zijn en wordt dit nader met cijfers toegelicht, dat er nl. 1700 Europeanen aan het compleet ontbreken, in de Memorie van Antwoord luidt het daar heel anders en wordt van de resultaten medegedeeld, dat deze nog niet slecht zijn. De Minister bevestigt dit met cijfers uit het derde kwartaal van het loopend jaar, waaruit blijkt, dat toen 160 manschappen aangenomen zijn geworden. Nu begrijp ik niet, dat, wanneer men in het Koloniaal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 787