21 - En als dan de geachte afgevaardigde wijst op het hericht in de Java- bode, dat verschillende conferentiën hebben plaats gehad van brigade commandanten en anderen, dan leidt hij daaruit af, dat de toestand niet is, zooals zij behoort te zijn. Maar blijkt daaruit dan niet tevens, dat de Indische regeering diligent is en dat zij, zoo de berichten althans juist zijn, het euvel inziet en tracht het weg te nemen? Hu zegt de geachte afgevaardigde, dat de Minister niet voldoende op de hoogte is van wat te dien aanzien gebeurt. Het woord „voldoende" beaam ik niet, maar overigens geef ik toe, dat ik niet op de hoogte ben van alles wat in het leger is voorgevallen; maar dit spreekt toch van zelf. Het ligt in den aard der zaak, dat de Indische regeering de noo- dige zelfstandigheid moet hebben en dat zij niet over elk feit en eiken toe stand aanstonds aan den Minister kan schrijven. Zij heeft de macht en de kracht om die maatregelen, die zij noodig acht, zelf te nemen, en dit zal zij ongetwijfeld ook wel doen. De geachte afgevaardigde heeft gesproken van het groot aantal straffen, dat bij een bepaalde compagnie zou zijn opgelegd. Ik weet niet of dit zoo is; als de geachte afgevaardigde die berichten heeft gekregen neem ik aan, dat zij juist zijn. Maar dan zal deze zaak ook niet aan de aan dacht van de Indische regeering zijn ontgaan en zal zij zeker de oorzaken daarvan hebben nagegaan en trachten of getracht hebben om die oorza ken weg te nemen. De geachte afgevaardigde heeft nog gesproken van den slechten geest) die er zou heerschen onder het officierskorps, en hij meende dien te moeten toeschrijven aan een bevoorrechten van sommige personen, van een coterie ten nadeele van anderen, wat weer aanleiding zou geven tot vleierij. Maar wanneer dat zoo is, wanneer ergerlijke feiten zijD te con- stateeren, waarom ik herhaal wat ik bij de algemeene beschouwing heb gezegd deelt men die dan niet aan mij mede? Hel belang van de zaak vordert dat. Ik ben aanstonds bereid ze te onderzoeken en wanneer dan uit dat onderzoek blijkt wat er van is, kunnen wij er over discuteeren. "Wanneer men echter alleen zegt: ik heb mede- deelingen ontvangen over dit en dat, dan kan daarover nooit een vrucht baar debat worden gevoerd, want de Minister hoort die feiten voor het eerst en kan zich daarover niet uitlaten. Bovendien kan de Regeering niet over elk entrefilet dat in de couran ten staat aan de Indische regeering schrijven en een onderzoek uitlokken. Het Departement van Koloniën zou op die manier een soort van infor matiebureau worden en het hervormingswerk, waarop het toch aankomt, zou op die manier achterwege blijven. Zijn er grieven of ergerlijke mis bruiken, men deele ze mij mede en ik ben bereid ze te onderzoeken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 797