- 29
kening, die op de verdere promotie van invloed zal zijn. Er is echter
misschien een andere regeling te treffen, waardoor de bezwaren geheel
zouden komen te vervallen, n.l. wanneer dergelijke beoordeelingen niet
aan den volgenden chef van den betrokken officier worden overgelegd.
Dan vervalt, dunkt mij, het bezwaar van den geachten afgevaardigde
geheel. De afgevaardigde zegt: bij de marine is het ook zoo. Dat is
juist en er zal worden overwogen in hoeverre dat bij de landmacht
kan worden ingevoerd.
De zaak van de militaire tehuizen meen ik duidelijk te hebben uit
eengezet, en het komt mij voor, dat ik daaraan dan ook niets heb toe
te voegen.
De heer Thomson heeft ook de opmerking gemaakt, dat ik verleden
jaar den schrijver in De Indische Gids van onbetrouwbaarheid heb be
schuldigd. Wanneer hij de Handelingen van verleden jaar opslaat, zal
hij echter zien, dat ik eenige cijfers heb genoemd, die bekend waren en
bekend konden zijn, nl. die over 1904 en 1905.
Ik heb aangetoond, dat er over 1904 en 1905 vooruitgang was te
bespeuren, en ook kom ik er rond voor uit, dat 1906 eenigszins minder
gunstig is. Maar ik sprak niet van onbetrouwbaarheid van den betrokken
persoonik sprak alleen over de cijfers. De geachte afgevaardigde is
er verder op teruggekomen, dat het gewenscht is ook de heer ter
Laan heeft dat gezegd om de verschillende dagbladberichten dadelijk
te doen onderzoeken. Maar dit is een onmogelijke eisch. Hoe kan men
nu vergen, dat de Minister van Koloniën de waarheid van elk entrefilet
in een dagblad onderzoekt Die eisch mag niet gesteld worden, al geef
ik den geachten afgevaardigde gaarne toe, dat de geest in het leger van
groot belang ismaar dat ieder bericht over dien geest dadelijk tot een
onderzoek moet leiden, mag men in redelijkheid niet eischendat is ook
niet verstandig, want dan zou het aantal van die berichten nog sterker
toenemen en zou er een afzonderlijk korps ambtenaren noodig zijn om
al die berichten te onderzoeken.
Nu zegt de geachte afgevaardigde, dat hij met genoegen de bekentenis
gehoord heeft, dat ik officieren wil ontvangen. Yan bekentenis is in
deze geen sprake ik heb alleen medegedeeld, wat ik in het belang der
zaak het meest gewenscht acht om misbruiken, die mochten voorkomen,
te onderzoeken. Maar nu vraagt hij„is het wel gewenscht, dat een
officier, die hier te lande is, zich met voorbijgaan van den legercom
mandant en van den Gouverneur-Generaai, tot den Minister wendt".
Wanneer een officier in Indië is, moet hij zich natuurlijk met grieven
wenden tot zijn directen chef, zijn hoogeren chef, en ten slotte tot den
Gouvernenr-Generaal. Maar wanneer een officier in Nederland is, kan