64 eengebonden lichaam, met scherp geformuleerde eischen en een meerdere of mindere tucht. En daarom ware het rn. i. ook beter geweest niet te spreken van een soldaten- of van een onder- officiersbond, maar van eene vereeniging. Intusschen—men mag het er mee eens zijn of niet, het is goed, de aandacht erop te vestigen. Men zweert „houw en trouw"—- toch nooit in eene vereeniging, maar wel in een verbond. Laat ons nu de zaak van de practische zijde bezien. Slechte promotie en karige bezoldiging, zij zijn bekend en erkend en ware de zaak in één pennestreek te veranderen, het zou zeker al lang zijn gebeurd. Yan een ideaalstaat, die alle belangen tegelijk behartigt, staan we nog verre af qui trop embrasse, mal étreint en dus, wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen. En daar we bij het hoofdwapen nog over een ruim overcompleet te beschikken hebben, is er van „behoefte" in den eersten tijd nog geen sprake. Of het nu juist zou gezien zijn, het zoover te laten komen, is een andere vraag. Intusschen dat gebeurt ook niet. Het is geen geheim meer, dat er aan voorstellen tot lotsverbetering wordt gewerkt. Dat neemt niet weg, dat toch reeds de handen ineen kunnen worden geslagen tot samenwerking om de nadeelen van het oogenblik te ondervangen. Er ligt nog een ruim veld open tot coöperatie in zake verhuizingen, verkoopingen, goedkoop crediet, ziekteverloven, daadwerkelijke hulp aan weduwen en weezen, aan gepensionneerden, die het werkelijk noodig hebben, om enkele gevallen op te noemen. We hebben een krijgskundige vereeniging, een onderling on dersteuningsfonds, een paardenfonds, hier en daar een fondsje voor verhuizingen, en misschien nog eenige hier niet genoemd, allemaal geestelijke en stoffelijke belangen, die we best tot een groot geheel zouden kunnen samenvoegen, tot een lichaam, waar we allen of verreweg het grootste deel lid van kunnen zijn, met een doel duidelijk en ruim omschreven en zoo, dat het niet in botsing komt met de eigenaardige verplichtingen, die de offi ciersstand zijn leden oplegt, en waar de Staat geen verande ring in kan brengen, wil zij niet geheel afstand doen van de betrouwbaarheid van haar tuchtmiddel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 82