68 - drongen van het gewicht ervan en laat het in vele gevallen eenvoudig achterwege. Is het geweer goed in orde, zoo wordt het door de bokschutters ge schoten. Nemen we nu eens aan, dat elke bokschutter zoo zuiver schiet, dat hij nimmer grootere richtfouten maakt, dan op 50 M., 7,5 mM., zoo wordt een beeld verkregen, waarop niets is aan te merken. De wijziging van den korrel wordt bepaald en het geweer in herstelling gegeven. Na eenige dagen is het gereed en wordt het opnieuw geschoten. Intusschen is het geweer echter: nat geworden, gevallen waardoor de bajonet los zit, uiteengenomen en weer in elkaar gezet, de magazijn- schroef of de kruisschroef iets vaster (losser) aangeschroefd, de bajonet verwisseld met die van een ander geweer; of wel het geweer wordt door andere bokschutters, op een ander uur van den dag, op een andere baan met ander licht, geschotenin het kort een of meer kleine omstandig heden zijn veranderd, meestal buiten schuld van den man, den bokschutter,. den geweermaker. Het thans verkregen beeld is nog niet zooals gewenscht wordt, wat- veroorzaakt wordt door een der bovengenoemde omstandigheden. De kor relwijziging wordt opnieuw bepaald, het geweer opnieuw in herstelling gegeven, opnieuw wordt door een niet te bespeuren oorzaak iets aan het geweer gewijzigd, opnieuw ingeschoten, en opnieuw blijkt dat de zaak. nog niet in orde is. Echter de aanhouder wint, en ten slotte gelukt het werkelijk mikpunt en trefpunt samen te doen vallen; de patiënt, wordt met voldoening als genezen ontslagen. Den volgenden dag is het echter maandelijksche reiniging, een oefe ning waarbij de troep door een tropische regenbui wordt overvallen, of wel de man valt met zijn zuiver ingeschoten geweer in de sawah en verdwenen is het zoo mooi samenvallen van het trefpunt met het mik punt. Het inschieten heeft 150 patronen gekost, de geweermaker is 15; keer betaald voor de korrelwijziging, de loop is wat achteruitgegaan,, de bokschutters hebben hun tijd verknoeid, en toch heeft de man geen goed ingeschoten geweer. Moet de man evenwel schijfschieten, zoo vraagt hij een patroon als proefschot, en schiet zijn oefening met glans over. Laat men eens een proef nemen, in den geest van het bovenaangege- ven staatje, daaruit bepalen hoeveel door verschillende oorzaken het middeltrefpunt af kan wijken van het mikpunt, daarbij alleen die oor zaken nemende, die min of meer onafhankelijk zijn van den man en waarbij nog geen bepaalde gebreken aan het geweer zijn te constateeren. Neemt men nu bijv. het gemiddelde van deze afwijkingen aan als het maximum, dat het middelste trefpunt mag afwijken van het mikpunt,.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 86