72
En al moge nu uit de door den Heer H. genomen en vermelde proef
blijken, dat de loop met de vetreiniging 15 maal (volgens de getallen
echter bijna 18 X) meer uitslijting had dan met de waterreiniging, daar
geloof ik wel er op te mogen wijzen, dat bij de proefnemingen aan in
richtingen en dergelijke doorgaans de meest gewenschte toestanden in
het leven geroepen worden, doch deze in het practische leven zoo goed
als nimmer in die mate worden aangetroffen. Derhalve hecht ik aan
dergelijke berekeningen weinig waarde, vooral ook waar hier maar sprake
is van twee geweren, en dus niet met gemiddelden wordt rekening ge
houden. Ik vraag mij dan ook af of onder de omstandigheden, waaronder
wij op het oogenblik in ons leger verkeeren, dezelfde resultaten in de
troep zullen worden verkregen en dan moet ik dat ten zeerste betwijfelen.
Het gaat hiermede op dezelfde wijze als met de uitkomsten bij het schieten
in de practijk en dat bij het bepalen van de schootstafel aan een schiet
school. Ik geloof den Heer H. voor groote decepties te moeten waar
schuwen, al juich ik het ten zeerste toe dat hij vurig strijdt voor zijne
methode. In de practijk toch moet men met zooveel factoren meer re
kening houden, die bij proefnemingen niet worden aangetroffen.
Uit mijn artikel op blz. 510 kan men mijn meening nagaan omtrent
het voldoen aan de eischen hierboven genoemd door de vetreiniging.
Wat betreft den laatsten zin van het eerste gedeelte op blz. 699 wilde
ik even opmerken, dat al ben ik ook leek op technisch gebied, in dien zin
dat ik op de K. M. A. geen les in techniek genoten heb, iedereen, met
wien ik over ons geweer gesproken heb, zal moeten erkennen, dat ik
niet alleen steeds er op gewezen heb, dat het uitstekend is, doch dat
ik het rangschik onder de beste, zoo niet het beste wat tegenwoordig
op dit gebied geschapen is, hetgeen eveneens zij het dan ook op eenigszins
ander gebied doelende, blijkt uit mijn gezegde in „Kriegstechnische
Zeitschrift" 1905. YIII Jahrgang, Achtes Heft. blz. 438:.. „dass
das niederlandische Gewehr unter den Infanteriegewehren weit voranstehf
Mijn artikel kwam dan ook eenvoudig voort uit den grooten spijt, dat
ons geweer zoo verkeerd behandeld wordt en niet om het te bestrijden
het was slechs een poging in het belang van ons geweer. (Zie dan ook
het begin op blz 507.)
En thans wat het tweede gedeelte van het antwoord des Heeren H. betreft.
Het komt mij voor dat dit gedeelte niet geschreven zoude zijn, indien
de alinea's, waarop het slaat beter gelezen waren dan was nl. het woordje
thans" niet over het hoofd gezien. De Heer H. zou dan gezien hebben,
dat ik de schrijfbeelden gaf om te doen zien, hoe door het gebruikmaken
van tormenteerpatronen de geleiding van den kogel verbeterd wordt
door de meerdere opstuiking van het projectiel. Doch tevens gaf ik met