73
voorbeeld E te kennen, dat wanneer de loop zeer sterk verwijd is over een
zeer groote lengteondanks het gebruik van tormenteerpatronen, de
dwarstreffers niet altijd worden opgeheven. Er staat toch duidelijk (blz.
513) „Het verkregen beeld werd als een hooge uitzondering beschouwd^
daar anders ondanks het gebruik van tormenteerpatronen, toch steeds
dwarstreffers met dit geweer werden verkregen".
Hoe nu het zooveel hetere heeld ontstonddat was het, waarvan ik de
reden niet kon vernemen.
En die reden is geenszins door den Heer H. gevonden, ondanks zijn
toelichting van een bladzijde lang. Wanneer toch een tormenteerpatroon,
die een maximum spanning geeft van over de 5000 atmosfeeren, der
halve 2000 atm. meer dan de gewone munitie, niet in staat is voldoende
opstuiking te veroorzaken om de geleiding bij dat (speciale) geweer te
verbeteren in die mate, dat geen dwarstreffers meer voorkomen, dan
zullen de middelen, die de Heer H. aangeeft, dat in nog veel minder
mate zijn, want van de nieuw gecontectioneerde patronen is volgens zijn
eigen bewering (zie blz. 74) „de maximum spanning in vergelijking
met de totale spanning slechts weinig hooger dan die vroegere patronen".
(Trouwens ik zou de Infanterie niet gelukwenschen als zij munitie kreeg
om te verschieten, welke in maximumspanning overeenkwam met de
tormenteerpatronen.)
Wat de Heer H's veronderstelling betreft, dat deze loop het Indische type
loop was of naderde, kan ik mij niet begrijpen, dat bij daartoe gekomen is.
Lezen wij toch zijn eigen mededeelingen. Bij de Indische geweren is „de uit"
slijting dezer loopen zoodanig, dat van af de kamer tot de monding he''
kaliber steeds kleiner wordt"; „In Holland is de normale vorm van uit
gesleten geweerloopenin het midden nauw en naar voren en achteren
wijd uitloopend".
Wanneer nu een tormenteerpatroon een zoodanig hooge spanning geeft,
dat een projectiel ondanks het passeeren van het vernauwde gedeelte
daarna nog zooveel wordt opgestuikt, dat in het verwijde en steeds
wijder wordende gedeelte de geleiding nog voldoende is om geen dwarstref
fers te geven, hoe is het dan mogelijk, dat zoo'n zelfde patroon in een
loop, waar geen vernauwing in het midden wordt aangetroffen, maar
die van de kamer tot de monding steeds nauwer wordt, minder geleiding
zou geven, waardoor wel dwarstreffers kunnen komen Dat is mij een
raadsel.
Waag ik het, zij het dan ook schoorvoetend, naar een reden te zoeken,
dan geloof ik dat deze hierin te vinden is. In denzelfden tijd, dat ik
deze proeven medemaakte, werden nieuwe tormenteerpatronen gefabriceerd,
waarvan mij het voorrecht te beurt viel in de plaats van een der op-