74 zichters de gemiddelde maximum spanning te bepalen. Waar als minï- numgrens een spanning van 5000 atm. werd aangegeven, is het mogelijk, dat bij deze partij bet bedrag boven dit getal grooter was dan anders genomen werd. Zou het nu niet het geval kunnen zijn, dat bij de door mij bijgewoonde proeven patronen van deze partij werden gebruikt, die derhalve iets meer opstuiking en derhalve iets betere geleiding gaven dan te voren met de oude partij, waardoor minder sterke dwarstreffers ontstonden? Het geweer zal daarbij te sterk uitgesleten zijn geweest (op Hollandsche wijze) om bij minder spanning verbeterde resultaten te krijgen. Doch ik geef mijn veronderstelling gaarne voor een betere. Ten slotte nog dit. De Heer H. zal toeh zeker de door hem gewij zigde munitie ad 2 en 3 niet willen aanbevelen om bij in gebruik blij vende uitgesleten loopen de trefkans te verbeteren en tot een invoering daarvau te geraken? Wat moet er met de ledige hulzen ad 2 gebeuren en waar blijft dan het voldoen aan den eisch om den metaalbelasting zoo hoog mogelijk op te voeren bij de kogels ad 3. Laten we toeh tevreden zijn met onze tegenwoordige (of nieuwe) mu nitie en het niet daarin zoeken, maar wel in voorkoming van uitslijting der loopen, door alles wat op lappen gelijkt te doen vervallen bij de inwendige reiniging en daarvoor de loopenborstels (geen metalen loopwis- schers zooals wij die vroeger hadden, doch goddank afgeschaft zijn) te nemen, die zoo'n bagatel kunnen kosten en waarmede men elk onderdeeltje van de ziel zoo ter deege bereiken kan, zonder dat het metaal ge schaad wordt en laten we ook de zg. grondige reiniging laten vervallen, waardoor ook weer het noodige bespaard wordt, dat voor andere zaken gebezigd kan worden. Laten wij onze reinigingsmiddelen toch zoodanig kiezen, dat de man zoo min mogelijk aan zijn geweer zit te werken; hoe meer hij dit doet hoe meer de kans toeneemt door zijn geringe ontwikkeling, vooral op technisch gebied, dat hij het wapen beschadigt op een of andere wijze. Waar bovendien bij het gros, zij het dan ook om onverklaarbare redenen^ de lust om goede schietuitkomsten te verkrijgen toch reeds niet bijzonder groot is, laten wij daar er toch vooral voor waken, dat die lust nog meer verflauwt, omdat hij het geweer een vervelend ding noemt, door de weinig animeerende werkzaamheden, die daaraan verricht moeten worden. Ook hierbij kan men „des Guten zuviel bekommen." Dat er niet gepoetst wordt in Indië en dat de uitslijting alhier van achteren naar voren afneemt meen ik ten sterkste te moeten bewijfelen, waar van de 189 geweren, die ik bij een vorige compagnie had, ruim 100 werden afgekeurd wegens te groot kaliber van achter gemeten, terwijl door eene reeds lang van te voren op mijn verzoek door de officieren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 92