VAN ALLES WAT.
EENIGE VRAG-EN VAN DEN DAGr
{uit de Pers.)
De hoofdschotel van de laatste drie maanden was welde geest
in het leger onder officieren en minderen". Verschillende inzenders
bespraken de bezoldiging, die geen rekening houdt met de jaarlijks
stijgende eischen van het gezin en met de mate van bewezen diensten,
maar afhankelijk is van de wisselvallige promotie.
In een krachtig pleidooi dringt N. N. (Java-Bode 11/12 November)
aan op periodieke tractementsverhooging en periodieke promotie tot
en met den rang van Kolonel. (Hoe steller zich deze laatste voor
stelt, na hetgeen daarover in de Krijgskundige Vereeniging van 4
Januari 1907 Verdediging van stellingen, ingeleid door den Heer
H. C. Kerkkamp) is gezegd, ware het vermelden wel waard. Mis
schien, dat we hierover nog wel een bijdrage krijgen. Bed.)
Verder is schrijver van oordeel, dat door de jongeren niet wordt
gediend, zooals het behoort, om de eenvoudige reden, dat het den
menschen niet wordt geleerd door hunne compagniescommandanten.
(Op deze bewering valt nog wel het een en ander af te dingen, waartoe
de Red. gaarne het woord zal verleenen. Is N. N. vast overtuigd,
dat aan karaktervorming en mil. opvoeding in Breda en Kampen wel
die aandacht wordt geschonken, die zij eischen. Meermalen verna
men we de klacht, „er zit geen tucht meer onder de jongeren" Red.)
Aan den „Officiersbond" is in dit nummer eene beschouwing gewijd.
Zij is intusschen na een kortstondig lijden overleden R. I. P.
In een ingezonden stuk van Goldless Threestar in de Java-Bode
24/12 07, over A. O. 1907 No. 70, pleit deze voor een andere toe
passing, zoodat niet uitsluitend de voor een hoogeren rang geschikt
geoordeelde kapiteins voor het bijwonen der tactische oefeningen
worden aangewezen.
Op een ander belang wordt de aandacht gevestigd door den Heer
M. J. Wiessing, oud leeraar aan het gymnasium Willem III in het
Koloniaal Weekblad, (Javabode 27/12-07.) Het betreft de bepaling
van art. 25 van de wet van 9 Mei 1890 (zie Art. 17 A. O. 1880 No. 13.},