78
Waarbij de Nederlandsche wetgever een korting voorschrijft op
Indische pensioenen, soms tot 50%.
Daartegen wil schrijver opkomen.
Hij meent, dat het nu tijd is voor alle oost-indische officieren en
ambtenaren met verlof of met pensioen, om gezamenlijk te reques-
treeren en verder alle wettige en gepaste middelen aan te wenden om
te verkrijgen, dat die kortingen op hunne pensioenen verdwijnen.
Yele indische ambtenaren en officieren gaan, al of niet vrijwillig,
nog in de volle kracht van hun leven zijnde, met pensioen. Velen
zouden graag werk vinden, bij voorkeur als ambtenaar, in overeen
stemming met hunne opleiding en hun vroegeren arbeid.
Maar nu kunnen zij alleen terecht voor enkele weinige betrekkingen
in openbaren dienst, of er moet wat op gevonden worden.
Als een gepensionneerd oost indisch ambtenaar in plaats van in
Nederland, in 't buitenland, bijv. in Frankrijk, gaat wonen en hij
wordt tot eene openbare betrekking benoemd, dan verliest hij geen
eent van zijn pensioen. Indië en Nederland hebben toch ieder hun
eigen kas, evengoed als Frankrijk en Nederland. En waarom moet
nu eene pensioenswet voor het moederland voorschrijven, dat aan
indische gepensionneerden in bepaalde gevallen een deel van hun
wettig pensioen, en wel tot 50 pet. toe, zal onthouden worden?
De heer Wiessing verwijst, ter versterking van zijn betoog, naar
een beschouwing van Dr. P. van Geer, in het Alg. Handelsbl.,
waarin door dezen wiskundigen adviseur van het departement van
koloniën o. a. gezegd wordt
„Volgens een juistere opvatting is pensioen een deel der belooning,
dat onder bepaalde omstandigheden volgens wettelijke regelen wordt
toegekend en waarvoor ook door den ambtenaar gedurende zijn werk-
zaamheid wordt bijgedragen.
Daarom acht ik de opmerking in bet Voorloopig Verslag volkomen
juist, volgens welke het stelsel van korting op pensioenen onvoor
waardelijk moest veroordeeld worden. Het eenmaal volgens wettelijke
regelen toegekend pensioen is een deel van de belooning voor bewezen
diensten en daardoor geheel onafhankelijk van hetgeen de ambtenaar
na zijn pensionneering verricht. Bewijst bij opnieuw diensten aan
■den staat, waaraan een vooraf vastgestelde belooning is verbonden,
dan gaat het niet aan, hem daarvoor een deel van het vroeger toe
gekende pensioen te onthouden.