175 ders een onafwijsbare eisch zijn geworden bij de hedendaagsche oorlogs voering, het vordert toch zeker een hoog peil van ontwikkeling om die vrijheid niet te doen ontaarden in een zekere mate van stelselloosheid, die eenheid van handeling in de grootere verbanden in den weg staat.' Er moet niet gevraagd worden: wat zullen we nu eens doen, maar welke oefeningen zijn nog niet of onvoldoende gehouden volgens het werkplan. Hoe nu de tijd van een jaar verdeeld moet worden over de brigade-, bataljons-, compagnies-, escadrons- en batterijoefeningen is van ondergeschikt belang; de ondervinding zal in deze de beste leer meesteres zijn, maar iedere onderaanvoerder kan over de hem gegeven tijdruimte zijn leerstof verdeelen, waarbij naar alle waarschijnlijkheid zal blijken, dat hij aan cén jaar niet genoeg heeft. Dat komt er ook min der op aan. Een plan over twee jaren geeft nog meer vastheid, dan een over één jaar. Maar wat zeker niet onbelangrijk zal bijdragen tot de eenheid in opleiding en voortgezette ontwikkeling is de verplichting, die op iederen nieuwen aanvoerder zal rusten, om af te werken wat van het werkplan nog onafgedaan is gelaten, en zoo den waarborg te geven aan de hoogere bevelvoerders, dat een troep een bepaalde serie van oefeningen werke lijk heeft doorgemaakt. Mocht ergens reeds volgens een vast werkplan geoefend worden, dan houdt de Redactie zich aanbevolen voor nadere gegevens. Leerin<>en wekken voorbeelden trekken. Wielrijders of Machinegeweren In de Fransche vakbladen wordt lustig van meeniDg gewisseld over de vraag: Wielrijders of machinegeweren? en dit naar aan leiding van een voorstel van den bekenden schrijver op mil. gebied Generaal Langlois, die liefst niet minder dan 18 Jagersbataljons in evenzooveel wielrijderbataljons wilde omzetten en aan elke Cavale riedivisie de toevoeging van een bataljon aanbeveelt. De fransche Generale Staf schijnt dit voorstel niet gunstig ont vangen te hebben, tenminste in een serie van artikelen in „La France Militaire" wordt in het licht gesteld, dat het gebruik der Wielrijderscompagnieën bij de vredesoefeningen nu juist geen beeld geeft van de werkelijkheid, zoodat daaruit alleen, hunne waarde voor oorlogstijd niet mag worden vastgesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 195